Christian Science Monitor
| Boston | Christa Case Bryant | 25 augustus 2015Toen zijn broer werd doodgeschoten tijdens de tweede Palestijnse intifada, wilde Ali Abu Awwad wraak. Tegenwoordig is hij pacifist, en gaat hij de dialoog aan met Joodse kolonisten.
We schrijven het jaar 2000 – de tweede Palestijnse intifada is net begonnen. Ali Abu Awwad zit in Saoedi-Arabië, waar hij herstellende is van een Israëlische drive-by shooting. Daar krijgt hij te horen dat zijn broer Youssef van dichtbij door een Israëlische soldaat door het hoofd is geschoten. ‘Hij heeft ons een zoon en een dochter nagelaten, en een enorme hoeveelheid verdriet, gemis en woede,’ zegt Abu Awwad. Een deel van hem hongert naar wraak. ‘Maar dan dringt zich de vraag op: Hoeveel mensen moet ik vermoorden? Hoeveel Israëli’s moeten er dood om deze pijn weg te nemen?’ Op dat moment neemt zijn moeder, een Palestijnse activiste die nauwe banden onderhoudt met Yasser Arafat, een opmerkelijk initiatief. Ze nodigt een aantal Israëli’s uit die hun kind zijn verloren. ‘Ik vond het een schok om een Israëli te zien huilen,’ zegt Abu Awwad, die als tiener tien jaar gevangenisstraf kreeg voor zijn betrokkenheid bij de eerste Palestijnse Intifada. ‘Ik had geen benul dat Joden ook tranen hebben.’