In Myanmar wordt afval van over de hele wereld gedumpt

© STR / AFP

Frontier

| Yangon | Allegra Mendelson, Rachel Moon | 14 december 2023

In de Myanmarese stad Yangon stapelt het vuilnis zich op tot aan de huizen. Het veroorzaakt stankoverlast en gezondheidsproblemen. Veel van dit afval is van eigen bodem, maar een deel ervan wordt van over de hele wereld ernaartoe verscheept. ‘We hebben soms moeite met ademen.’

Frontier heeft zes maanden lang onderzoek gedaan naar de handel in plastic afval en is erin geslaagd een ondoorzichtige wereldwijde toeleveringsketen bloot te leggen, waar buitenlandse bedrijven gemakkelijk misbruik van maken. In samenwerking met onderzoekscollectief Lighthouse Reports en mediaorganisaties in vijf landen vond Frontier bewijs dat Myanmar wordt gebruikt als dumpplaats voor rijke landen. Het land loopt het risico om de komende jaren overspoeld te worden met nog meer buitenlands plastic.

In de lucht hangt een stank die door een windvlaag wordt meegevoerd vanaf de bergen vuilnis die langs de straten van de noordwestelijke township Shwepyithar in Yangon opgestapeld liggen. Sommige zijn meer dan drie meter hoog – net zo hoog als de huizen die langs dezelfde betonnen wegen staan.

‘De geur van de stortplaats is sterk. ’s Nachts, als de deuren dicht zijn, kunnen we de lucht buiten houden, maar als de wind uit het oosten komt, is het echt erg,’ zegt U Zeya Kyaw Moe*, een inwoner van Shwepyithars elfde district. ‘Zelfs volwassenen hebben soms moeite met ademen en het is erg gevaarlijk voor jonge kinderen.’

Zeya Kyaw Moe woont met zijn vrouw en dochter in een huis van twee verdiepingen dat tegenover een vuilnisbelt ligt. Hij vertelt dat de stortplaats eerder dit jaar is ontstaan en dat hij gaat verhuizen als er niet snel iets verandert.

Maar niet al het afval komt uit Myanmar. Een deel wordt verscheept vanuit landen die tienduizenden kilometers verderop liggen. Dat wordt gedaan door buitenlandse bedrijven die op zoek zijn naar gemakkelijke manieren om afval te dumpen dat in eigen land alleen tegen hoge kosten of zelfs onmogelijk te recyclen is.

Frontier heeft Shwepyithar tussen januari en juni meerdere keren bezocht en vond plastic dat niet afkomstig was van consumenten uit Myanmar en niet verkrijgbaar was in plaatselijke supermarkten, zoals wikkels en verpakkingen van bedrijven uit het Verenigd Koninkrijk, Polen en Canada.

Veel lokale recyclers verwelkomen weliswaar buitenlands plastic afval om er consumentengoederen van te maken. Maar het gemak waarmee binnenlandse en internationale regels kunnen worden omzeild en misbruikt, brengt zowel de gemeenschappen als het milieu in gevaar.

Toch vertelde de meeste inwoners van Shwepyithar die met Frontier spraken doodsbang te zijn om een klacht in te dienen bij de plaatselijke autoriteiten, omdat dit de aandacht zou kunnen trekken van het wrede militaire regime dat de macht greep tijdens een coup in februari 2021. 

In de tweeënhalf jaar die sindsdien zijn verstreken, begon het leger van Myanmar een campagne van massaal geweld tegen dissidenten, waarbij duizenden mensen zijn gedood of gearresteerd. Gedwongen om te kiezen tussen de bruutheid van de militairen en een vuilnisbelt voor hun deur, hebben veel inwoners van Shwepyithar ervoor gekozen te leven met de onaangename geur en de bijbehorende gezondheidsrisico’s.

‘Ideaal’

Shwepyithar was niet altijd een enorme vuilnisbelt. Het is een van Yangons meest recent gebouwde townships: het werd opgericht in 1986. De naam betekent ‘gouden en aangename plek’, maar vandaag de dag is het dat allerminst. Bijna elk woonblok is vervuild door hopen plastic en ander afval. Samen met Hlaing Tharyar in het zuiden is Shwepyithar een van de grootste industriegebieden van de voormalige hoofdstad geworden. Er zijn andere stortplaatsen in Yangon, maar het unieke stedelijke ontwerp van de township maakt het bijzonder aantrekkelijk voor mensen die van overtollig afval af willen.

Jacques Michel*, milieuonderzoeker in Myanmar, legt uit dat Shwepyithar zo is ontworpen dat er voor elke honderd huizen één grote groene ruimte zou zijn – een ambitieus plan om openluchtrecreatie aan te moedigen. Door een gebrek aan geld en wilskracht van de gemeente zijn deze plekken echter leeg gebleven, waardoor ze ‘ideaal’ zijn om afval op te dumpen, aldus Michel. In tegenstelling tot Shwepyithar is Hlaing Tharyar ‘zeer dichtbebouwd, dus is er minder lege ruimte en is het dumpen van afval moeilijker’, voegt hij eraan toe.

De fabrieken in Shwepyithar zorgen voor een groot deel van het afval dat in de gemeenschap gedumpt wordt, maar ze zijn niet de enige verantwoordelijke partij. Onder het afval dat Frontier onderzocht, bevonden zich verpakkingen van Lidl, Unico Penne Rigate, Foremost, Kasztelan, Spomlek en Oikos. Geen van deze bedrijven levert goederen aan Myanmar.

U Htun Khaing*, een plasticrecycler en afvalimporteur gevestigd in Mandalay, zegt dat er in Myanmar ook afval ligt dat afkomstig is uit de VS, Japan, Maleisië, Zuid-Korea, Australië en, in mindere mate, Vietnam en enkele Afrikaanse landen die hij niet bij naam kon noemen.

Volgens een woordvoerder van Spomlek, een Pools kaasmerk, exporteert het bedrijf geen goederen naar Myanmar en is onbekend hoe de verpakkingen van hun producten in het land terecht zijn gekomen. De woordvoerder verkondigt dat het afvalbeheer van het bedrijf ‘in overeenstemming met de regels’ is. 

Ook Carlsberg Polska, dat Kasztelan (bier) produceert, zegt dat het geen afval exporteert en geen producten aan Myanmar levert. Het bedrijf suggereert dat het aangetroffen afval door individuele consumenten kan zijn weggegooid.

De Canadese bedrijven Unico Penne Rigate en Foremost reageerden niet op een verzoek om commentaar. Ook Danone North America, dat Oikos (yoghurt) produceert, reageerde niet. Tegen Danone, dat wordt beschouwd als een van de grootste producenten van plastic wereldwijd, loopt momenteel in Frankrijk een vervuilingsrechtszaak.

Ooit was China de grootste ontvanger van plastic afval, goed voor meer dan 45 procent van alle invoer wereldwijd

De grootste hoeveelheid buitenlandse verpakkingen die Frontier in Shwepyithar vond, kwam van de Britse tak van Lidl, een Duitse supermarktketen met winkels in heel Europa die zich beroemt op een sterk milieubeleid. De verpakkingen van Lidl UK zijn afkomstig van massagoederen die in pakhuizen worden opgeslagen en die niet aan Myanmar worden geleverd. Volgens voormalig supermarktmedewerkers die de beelden hebben bekeken, betekent dit dat het plastic niet is gedumpt door lokale klanten, maar door het bedrijf zelf. Desondanks beweert Lidl UK dat al het plastic afval van het bedrijf ‘wordt verwerkt in het Verenigd Koninkrijk en dat Lidl een strikt beleid heeft tegen het versturen van afval of recyclebare materialen naar enig land in Azië’.

In Shwepyithar is ook verpakkingstape van Lidl Polen gevonden. Een vertegenwoordiger van Lidl Polen beweert echter dat het bedrijf afval overdraagt aan derden, en dat in elk contract wordt opgenomen dat ‘verpakkingsafval binnen de Europese Unie wordt gerecycled’.

Miljoenenhandel

Maar het plastic dat Frontier vond, is slechts het topje van de ijsberg. Volgens gegevens van United Nations Comtrade, wereldwijd de grootste handelsdatabase, hebben landen aangegeven dat ze tussen 2017 en 2022 voor meer dan 70 miljoen dollar aan plastic afval naar Myanmar hebben geëxporteerd. Dat is 143.000 ton plastic afval, waarvan meer dan 114.000 ton afkomstig is uit Thailand. Hoewel dit slechts een fractie is van de tweeduizend ton die elke dag in Myanmar wordt gegenereerd, is het een aanzienlijke hoeveelheid, die bovendien in de loop van de tijd zou kunnen toenemen als regelgeving genegeerd blijft worden.

Thailand en Myanmar waren niet altijd de favoriete bestemming voor buitenlands afval. Ooit was China de grootste ontvanger van plastic afval, goed voor meer dan 45 procent van alle invoer wereldwijd. Doordat de afvalverwerkingsindustrie kromp en de lucht- en watervervuiling toenam, kondigde China in 2017 echter een verbod aan op de invoer van plastic afval. Op zoek naar een nieuwe dumpplaats wendden veel exporteurs zich tot het nabijgelegen Zuidoost-Azië.

Als een van de armste landen in de regio en een land dat bovendien bekendstaat om zijn zwakke wetshandhaving was Myanmar een gemakkelijke keuze. In het eerste jaar na het Chinese verbod meldde Myanmar een enorme toename van de invoer van plastic afval: van 1855 ton in 2017 tot maar liefst 71.050 ton in 2018. Het jaar daarop werd plastic afval toegevoegd aan de Negative Import List van Myanmar en werd de handel formeel verboden. Maar dat had weinig effect. 

Westerse landen zoals de VS, die voorheen dagelijks naar schatting vierduizend containers met afval naar China stuurden, begonnen ook zendingen naar Maleisië en Vietnam te verschepen, maar deze twee landen voerden al snel hun eigen invoerverbod op plastic afval in.

Terwijl de verontwaardiging wereldwijd groeide, werd in 2021 een amendement over plastic afval ingediend bij het Verdrag van Bazel, het wereldwijde verdrag dat de internationale afvalhandel reguleert. Alle VN-lidstaten ondertekenden het amendement, met uitzondering van de VS, Oost-Timor, Fiji en Zuid-Soedan. 

De nieuwe wijziging in het verdrag verbiedt de export van gevaarlijk plastic en verplicht dat gemengd afval alleen mag worden verscheept naar landen die over de middelen beschikken om het adequaat op te ruimen. Bovendien moeten deze landen hier vooraf over worden ingelicht.

Maar in Myanmar wordt het afval simpelweg gedumpt in wijken zoals Shwepyithar. Landen blijven plastic afval naar het land verschepen zonder het er vooraf over in te lichten.

‘Het is een geldprobleem, een machtsprobleem, een probleem van de politieke wil’

Sinds Canada in 2021 is begonnen met het bijhouden van de export heeft Frontier niets gevonden wat aantoont dat bedrijven die plastic afval van Canada naar Myanmar exporteren, het land hier vooraf over hebben ingelicht. Sterker nog: Canada heeft volgens Environment and Climate Change sindsdien geen vergunningen afgegeven voor Myanmar of Thailand, terwijl het wel nog 5900 ton plastic afval naar Thailand heeft geëxporteerd en bijna 24 ton naar Myanmar.

Spanje heeft, volgens gegevens die het aan UN Comtrade verstrekte, vorig jaar meer dan 470 ton plastic afval naar Myanmar verscheept. Frontier vond echter geen bewijs dat Spanje de zendingen vooraf had aangekondigd. Het Spaanse ministerie van Ecologische Transitie heeft bij het ter perse van deze rapportage gaan nog niet gereageerd.

De Myanmarese autoriteit die toezicht houdt op het Verdrag van Bazel valt onder het ministerie van Natuurlijke Hulpbronnen en Milieubehoud, dat onder leiding staat van de junta. De autoriteit heeft niet gereageerd op verzoeken om commentaar per telefoon, e-mail en post.

De EU heeft in 2021 haar eigen regelgeving ingevoerd, waarbij de export van gemengd of verontreinigd afval naar landen die geen deel uitmaken van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling [OESO], verboden wordt. De OESO is een groepering van 38 landen die voor het grootste deel welvarend zijn. De EU overweegt ook een volledig verbod op de export van alle plastic afval naar welk land dan ook.

Jim Puckett, uitvoerend directeur van het Basel Action Network, een Amerikaanse organisatie die zich inzet tegen de export van giftig afval, legt uit dat Myanmar geen lid is van de OESO en dat daarom ‘al het gebruikte verpakkingsmateriaal wat van de EU naar Myanmar komt, vrijwel zeker illegale afvalhandel is’.

‘Regeringen willen zich niet houden aan de plasticamendementen. Het gaat gewoon om te veel geld. Ze kiezen ervoor om de andere kant op te kijken. De VN organiseert allerlei trainingen voor ambtenaren over de nieuwe afvalwijzigingen, maar het is geen educatief probleem. Het is een geldprobleem, een machtsprobleem, een probleem van de politieke wil,’ aldus Puckett.

Op basis van gegevens van UN Comtrade is er een daling in de export geweest na de invoering van het verbod. In 2021 daalde de hoeveelheid plastic afval die naar Myanmar werd geëxporteerd van meer dan 13.084 ton naar ongeveer 9300 ton. Toch heeft geen enkel land aan deze praktijken een einde gemaakt en worden er nog steeds duizenden tonnen per jaar naar Myanmar verscheept. 

Om die reden vinden campagnevoerders dat het VN-verdrag over kunststoffen – waarover momenteel wordt onderhandeld en dat naar verwachting eind volgend jaar wordt afgerond – alle export van plastic afval moet verbieden.

‘De plasticamendementen van Bazel hebben niet gewerkt. Elk land moet zijn verantwoordelijkheid nemen. Het is zo hypocriet – je moet je afval thuis houden. En misschien ook zorgen dat je er minder van produceert,’ zegt Jan Dell, oprichter van The Last Beach Cleanup, een Amerikaanse organisatie die zich richt op bewustwording over plasticvervuiling. ‘Er is geen enkele manier om deze praktijk te rechtvaardigen; export van plastic afval is simpelweg niet verantwoord.’

‘We want more’

Enerzijds willen buitenlandse bedrijven hun plastic graag lozen in een ongereguleerde omgeving. Anderzijds nemen lokale recyclers in Myanmar het graag in ontvangst, vooral omdat de vraag naar gerecycled plastic – dat vaak goedkoper is dan nieuw plastic – is gestegen sinds de staatsgreep. 

Htin Kyaw Win mengt buitenlands plastic afval met lokale grondstoffen om er polypropyleenzakken van te maken voor het verpakken van rijst en bonen. U Aung Kyi She*, die eigenaar is van een recyclingfabriek in Mandalay, gebruikt geïmporteerd afval om plastic pellets te maken – kleine stukjes plastic van vaak niet meer dan een paar centimeter breed, die worden gebruikt voor de fabricage van nieuwe producten. Die palets verkoopt hij vervolgens door aan andere fabrieken.

‘In alle gesprekken die we met recyclers hebben gehad, was de strekking: “We willen meer buitenlands plastic afval.” Het is op lange termijn goedkoper, het is van hogere kwaliteit, gemakkelijker te gebruiken, minder vies, betrouwbaarder,’ aldus Michel. Zo vertelt Htun Khaing, eigenaar van twee recyclingfabrieken in Mandalay, dat hij de voorkeur geeft aan buitenlands plastic omdat het ‘schoner’ is. ‘We geven de voorkeur aan geïmporteerd afval, ook al moeten we er meer voor betalen. Als we het lokale afval gebruiken, zijn er meer stappen nodig om het te wassen en te reinigen,’ zegt Htun Khaing.

Hij legt uit dat plastic waterflessen in veel landen na één keer gebruik worden weggegooid, maar dat ze in Myanmar ‘meerdere keren worden hergebruikt’. Tegen de tijd dat ze in zijn fabriek in Mandalay belandt, moet een plastic waterfles uit eigen land veel uitgebreider worden schoongemaakt – wat dus meer tijd en middelen kost – dan een fles die uit het buitenland is geïmporteerd.

‘Als we het geïmporteerde afval gebruiken, kunnen we het direct in de machine stoppen, zodat het proces sneller verloopt en de kwaliteit van de producten beter is,’ zegt hij.

Aye Thway Ni*, eigenaar van een plasticfabriek in Mandalay, zegt dat sommige artikelen die ze produceert ‘alleen vervaardigd kunnen worden met buitenlandse grondstoffen’. Ze legt uit dat binnenlandse materialen van ‘slechte kwaliteit’ zijn en daarom alleen kunnen worden gebruikt om kleine voorwerpen te maken, zoals flessendoppen. Met buitenlandse grondstoffen kunnen daarentegen hele waterflessen worden gemaakt.

Je mag niets doen waarbij POP’s vrijkomen, omdat ze nooit verdwijnen

Maar het importeren van plastic brengt ook risico’s met zich mee. Hoewel buitenlandse ladingen meestal schoner afval van hogere kwaliteit bevatten, is niet elk stuk bruikbaar en het is bijna onmogelijk om plastic van lagere kwaliteit terug te sturen. Plastic dat niet kan worden gebruikt, belandt op stortplaatsen, in waterwegen of, in het geval van Shwepyithar, direct voor de huizen van mensen.

‘Om het geïmporteerde afval te krijgen, moeten we een hele container kopen, waar veel gemengd afval in zit. Dus halen we er het een en ander uit en dat maken we schoon. Maar we kunnen het onbruikbare afval niet terugbrengen, dus moeten we het weggooien, en dat betekent minder winst voor ons,’ zegt Ko Win Tun Tun*, die bij een grote recyclingfabriek in Yangon werkt.

Win Tun Tun zegt dat zijn fabriek de gemeentelijke autoriteiten tussen de zestigduizend en honderdtwintigduizend kyat (tussen de 27 en 54 euro) betaalt om ‘het afval op stortplaatsen te lozen’. Hij vertelt dat ze per maand normaal gesproken één groot voertuig vol met plastic afval dumpen. Min Hset Myat zegt dat zijn fabriek in Yangon ongeveer 10 procent van het geïmporteerde buitenlandse afval opruimt door het te begraven of te verbranden. ‘Meestal verbranden we het,’ zegt hij.

Het verbranden van afval is gangbaar in Myanmar, maar kan ernstige gezondheidsrisico’s met zich meebrengen. Kunststof van polyvinylchloride (pvc) bijvoorbeeld, dat in allerlei materialen wordt gebruikt, van raamkozijnen tot afvoerbuizen, stoot bij verbranding giftige dampen uit die met borstkanker en andere vormen van kanker in verband worden gebracht.

‘Deze chemicaliën staan bekend als POP’s – persistent organic pollutants [persistente organische verontreinigende stoffen]. Ze zijn wereldwijd verboden. Je mag niets doen waarbij POP’s vrijkomen, omdat ze nooit verdwijnen. Als ze in de lucht terechtkomen, nestelen ze zich op alles – op voedsel, op water, alles wat je binnenkrijgt. Zo komen ze in je lichaam en daar blijven ze,’ zegt Michel. ‘In deze plastic afvalbergen zit altijd PVC – de vraag is hoeveel.’

Van de buitenlandse kunststoffen die in Shwepyithar zijn gevonden, kwam polyethyleen (PE) het meeste voor. PE, dat in plastic zakken en de meeste voedselverpakkingen zit, is het meest gebruikte plastic ter wereld en kan in zijn pure vorm relatief gemakkelijk gerecycled worden. Maar zuiverheid is zeldzaam – Michel legt uit dat PE-producten vaak 10 tot 30 procent andere chemicaliën bevatten, waardoor ze veel moeilijker te recyclen zijn en schadelijker zijn in het geval van verbranding. ‘Telkens als je plastic verbrandt, stoot je deze chemische cocktail uit in de lucht,’ zegt Michel. ‘Maar mensen verbranden het afval omdat ze geen idee hebben wat ze ermee moeten doen.’

‘Het water wordt vies en donker. Als we het aanraken, beginnen onze benen te jeuken’

Afval wordt ook gedumpt in waterwegen en riolen, zoals in Shwepyitars zevenentwintigste district. Daw Aye Mi, die sinds 2018 in de nederzetting woont, zegt dat het dumpen de afgelopen twee jaar een ernstig gevaar voor de gezondheid van de gemeenschap is geworden. ‘Als er ergens een stortplaats is, denken mensen dat ze hun afval daar kunnen lozen, en dat doen ze dan ook. Daarna drijft het via waterwegen naar andere woonwijken. Het water wordt vies en donker. Als we het aanraken, beginnen onze benen te jeuken,’ zegt ze. Ze laat zweren op haar been zien die ze naar eigen zeggen heeft opgelopen door zich in het water te wassen.

Het gebrek aan bewustzijn over veilige afvalverwerking wordt nog eens verergerd door onvoldoende toezicht en corruptie, vooral sinds de staatsgreep. Drie bewoners van twee districten in Shwepyitar vertellen dat ambtenaren van het district hen onder druk zetten om overeenkomsten te ondertekenen die het dumpen van afval in hun gemeenschap mogelijk maken. 

‘Alle bewoners tekenden, dus ik ook. Ik wilde niet de enige zijn die bezwaar maakte. Ik zou niet durven,’ zegt Daw Thwe Kyi Kyi*, een alleenstaande moeder die als voedselverkoper in het negende district werkt.

Michel legt uit dat het in Myanmar niet gangbaar is om de autoriteiten te confronteren met milieukwesties. Zelfs vóór de coup was er onder verkozen regeringen weinig protest vanuit de getroffen gemeenschappen. Maar sinds de militaire machtsovername is de terughoudendheid veel groter, waardoor Myanmar ‘de perfecte plek is voor het dumpen van afval en voor elke andere vorm van uitbuiting’, aldus Michel.

Weinig vertrouwen

‘Veel mensen zijn bang om zich uit te spreken over hun zorgen, uitdagingen en problemen. Er is veel minder ruimte voor,’ zegt hij. ‘Er is niemand met wie mensen kunnen praten en daarom doen ze dat ook niet. Er is weinig vertrouwen in de instellingen die hun problemen zouden moeten oplossen, dus proberen ze het niet eens.’

Zeya Kyaw Moe, de 55-jarige inwoner van het elfde district, heeft voorgesteld dat de districtsbeheerder een bijeenkomst zou houden met alle leden van de gemeenschap om samen te beslissen hoe het afval moet worden beheerd. Maar hij heeft nooit iets gehoord en is bang om op de kwestie aan te dringen. ‘In normale tijden, onder een burgerregering, zouden dit soort problemen makkelijk op te lossen zijn. Maar nu krijgen we moeilijkheden als we ergens over klagen,’ zegt Zeya Kyaw Moe. ‘Niemand durft zich uit te spreken, dus moet ik dit ondergaan totdat ik kan verhuizen. Mijn buren hebben me geadviseerd om niets meer tegen het bestuur over de stortplaats te zeggen, omdat ze bang zijn dat ik in de problemen kom.’

‘Op mijn leeftijd kan ik het niet meer verdragen om geslagen of gemarteld te worden. Ik kan alleen nog maar hopen. Mijn geest is niet meer zo sterk als toen ik jong was.’

* Om veiligheidsredenen is er een pseudoniem gebruikt.

Kyaw Zin, Nandi Theint, Charlotte Alfred, Eva Constantaras, Nalinee Maleeyakul, Mia Rabson en Mariusz Sepiolo hebben bijgedragen aan deze reportage.

De productie van dit onderzoek werd ondersteund door een subsidie van het fonds Investigative Journalism for Europe (IJ4EU). Dit artikel is gepubliceerd in samenwerking met Prachatai, The Canadian Press, Front Story, The Independent en Politico.

Recent verschenen