Ouders van vermoorde Mexicaanse studenten waren doelwit van spyware

© PetrohsW / Wikimedia Commons

OCCRP

| Sarajevo | Lilia Saúl Rodríguez, Marlen Castro, Pavla Holcová | 28 oktober 2022

Nadat hun kinderen waren vermoord of ontvoerd, smeekten de ‘ouders van Ayotzinapa’ keer op keer bij hun overheid om waarheid en gerechtigheid. Veel wijst erop dat hun telefoons waren gehackt met de omstreden surveillancesoftware Pegasus. Het verhaal van een doofpotaffaire.

Vrijdenkersfestival: tegen de macht

Van 28 tot en met 31 oktober vindt in De Balie in Amsterdam het Vrijdenkersfestival plaats, met dit jaar als thema ‘tegen de macht’. Vier dagen lang programma’s over en met vrijheidsstrijders en dissidenten. Kunst, discussie en verhalen met nationale en internationale journalisten en vrijdenkers die zich verzetten tegen een totalitair regime. Is Amsterdam nog altijd een veilig toevluchtsoord voor dissidenten en andersdenkenden? Welke vrijheden staan bij ons op het spel? Wat betekent het om tegen de stroom in te zwemmen, en hoe hou je dat vol?

Onderzoeksjournalist Pavla Holcova is een van de sprekers tijdens het programmaonderdeel ‘Persvrijheid of zelfscensuur’ op zaterdag 29 oktober om 19.30 in De Balie in Amsterdam.

Dit artikel krijg je van ons cadeau. Wil je meer internationale kwaliteitsjournalistiek lezen? Schrijf je in voor de nieuwsbrief en ontvang elke week vrijblijvend onze selectie van de week in je inbox.

Belangrijkste bevindingen

De namen van familieleden van studenten die werden vermoord of ontvoerd in wat bekend is komen te staan als de Ayotzinapa-zaak, stonden op een lijst van mensen die mogelijk werden gecontroleerd met Pegasus, geavanceerde spyware van het Israëlische cyberbedrijf NSO Group.

Onder hen waren een advocaat van het bekende mensenrechtencentrum Tlachinollan – dat de families juridische bijstand verleende – en het hoofd van deze organisatie, de antropoloog en bekroonde mensenrechtenactivist Abel Barrera.

De Mexicaanse overheid heeft het gebruik van Pegasus toegegeven, maar beweert de spyware alleen te hebben ingezet tegen zware criminelen, en niet tegen activisten.

Cristina Bautista groeide op in een stoffig dorp, omringd door maïsvelden, hoog in de bergen van de staat Guerrero in Mexico. Ze hield het grootste deel van haar leven het hoofd boven water door alles te verkopen wat ze maar bij elkaar kon scharrelen: brood, pozole (traditionele soep), en snuisterijtjes gemaakt van palmbladeren.

Ze prijst zichzelf gelukkig met haar huisje, dat is opgetrokken uit beton, in plaats van uit golfplaten en planken. Een onderkomen dat ze zich pas kon veroorloven na jarenlange arbeid in de Amerikaanse staat Connecticut.

Ze is niet rijk, machtig of beroemd. Zelfs in het arme Mexico behoort ze tot de allerarmsten. Toch heeft haar eigen overheid misschien honderdduizenden dollars uitgegeven om haar onder een van de extreemste vormen van surveillance te plaatsen, waarbij haar mobiele telefoon werd gehackt met krachtige Israëlische spyware.

Wat is er dan zo bedreigend aan Bautista?

Ayotzinapa

Dat ze een slachtoffer is – alleen dat. Zij en enkele tientallen andere treurende ouders hebben jarenlang informatie geëist over wat er met hun kinderen was gebeurd: drieënveertig studenten van een opleiding voor plattelandsleraren in het gehucht Ayotzinapa die op 26 september 2014 werden ontvoerd na een bloedige botsing met de politie in Iguala, een stad in het zuidwesten van Mexico. De studenten waren op weg om in het tweehonderd kilometer verderop gelegen Mexico-Stad het bloedbad van Tlatelolco te herdenken, waarbij in 1968 tientallen, mogelijk honderden betogers tegen de Olympische Spelen die dat jaar in Mexico-Stad zouden plaatsvinden, door Mexicaanse strijdkrachten werden vermoord.  

Benjamin, Bautista’s negentienjarige zoon, was een van deze desaparecidos: ‘verdwenenen’. Een term die in het Spaans rillingen veroorzaakt. Mexico heeft een gruwelijke staat van dienst op het gebied van buitengerechtelijke executies: zij die verdwenen worden bijna altijd dood teruggevonden, na maanden of jaren van kwellende onzekerheid voor hun dierbaren.

Hoeveel kost surveillance?

Hoeveel het precies kost om iemand te laten surveilleren met Pegasus is niet bekend, maar uit de landen waar de spyware is gebruikt zijn berichten gelekt die duidelijk maken dat het om heel veel geld gaat.

In Ghana bleek een contract tussen de overheid en een lokale Pegasus-wederverkoper acht miljoen dollar voor slechts vijfentwintig interventies te behelzen, wat neerkomt op maar liefst 320.000 dollar per persoon. (Het land heeft naar verluidt slechts vier miljoen dollar betaald.)

Volgens een beëdigde verklaring in een verzoek tot uitlevering inzake de voormalige Panamese president Martinelli van de VS aan Frankrijk, had hij 13,4 miljoen dollar verduisterd waarmee hij software van NSO kocht om honderdvijftig ‘targets’ (zakenlieden, parlementariërs van de oppositie en vakbondsactivisten) te laten afluisteren.

In Mexico kwam de nieuwswebsite Aristegui Noticias met de onthulling dat de landelijke procureur-generaal en een Mexicaanse wederverkoper voor NSO een contract hadden afgesloten waarin sprake was van vijfhonderd interventies voor 32 miljoen dollar: 64.000 dollar per persoon.

In de ogen van veel Mexicanen is deze zaak kenmerkend voor het geweld dat het land sinds het midden van de jaren 2000 teistert – en voor het onvermogen van de regering om hier iets aan te doen. In een onthullingsschandaal uit 2017 bleek dat de Mexicaanse staat Pegasus had gebruikt om internationale onderzoekers die zich met de zaak bezighielden in de gaten te houden. Nu blijkt dat de surveillanceactiviteiten mogelijk systematischer zijn geweest dan aanvankelijk het geval leek.

The Pegasus Project

The Pegasus Project, een internationaal samenwerkingsverband van tientallen journalisten en mediabedrijven die onderzoek doen naar de NSO Group en naar mensen die doelwit zouden zijn geweest van het Pegasus-spywaresysteem, heeft aanwijzingen dat de surveillance werd uitgebreid naar de wanhopige en armlastige families van de eerdergenoemde studenten, hun advocaten en ten minste één lokale ambtenaar die zich met de toedracht van de verdwijningen heeft beziggehouden.

Alle telefoonnummers van deze mensen stonden op een lijst van meer dan vijftigduizend nummers die tussen 2016 en 2020 door klanten van NSO Group zouden zijn geselecteerd. Verslaggevers konden de eigenaren van honderden nummers identificeren. Het Security Lab van Amnesty International voerde forensisch onderzoek uit op tientallen bijbehorende telefoons. Daaruit bleek dat de bevindingen van de verslaggevers correct waren. Uit interviews, documenten en ander materiaal kwam nog meer bewijs naar voren. Vermelding van een nummer op zo’n lijst betekent overigens nog niet dat er echt is afgeluisterd. Het kan ook zijn dat dit is mislukt, of dat ervan is afgezien. NSO Group heeft de beschuldigingen in een aantal verklaringen tegengesproken.

Forensisch onderzoek naar telefoons

Het sterkste bewijs dat de gelekte lijst van vijftigduizend Pegasus-doelen betreft, kwam voort uit forensische analyse.
Het Security Lab van Amnesty International onderzocht de data van 67 telefoons waarvan de nummers op de lijst stonden: 37 telefoons vertoonden sporen van Pegasus-activiteit; 23 telefoons waren succesvol afgeluisterd en bij 14 waren er tekenen van pogingen daartoe. Wat er met de overige dertig telefoons was gebeurd bleef onduidelijk, in een aantal gevallen viel dat niet te achterhalen omdat de toestellen waren vervangen.

Vijftien telefoons waren Androids. Anders dan iPhones registreren die niet het soort informatie dat Amnesty nodig heeft voor haar speurwerk. Drie Android-telefoons bevatten echter sporen van ‘targeting’, zoals aan Pegasus gekoppelde sms-berichten.

In een deelverzameling van 27 geanalyseerde telefoons vonden onderzoekers van Amnesty International 84 afzonderlijke sporen van Pegasus-activiteit die nauw overeenkwamen met de nummers op de gelekte lijst. In 59 van deze gevallen verschenen de Pegasus-sporen binnen 20 minuten na selectie. In 15 gevallen verscheen het spoor binnen één minuut na selectie.

‘Extreem pervers’ noemde Carlos Martín Beristain, een van onderzoekers, de onthullingen over familieleden die in de gaten zouden zijn gehouden.

‘In plaats van te onderzoeken wie de daders waren van de ontvoering van de drieënveertig studenten, en wie daarvoor de verantwoordelijkheid droegen, besloot men de slachtoffers te criminaliseren,’ zo zei hij tegen OCCRP (Organized Crime and Corruption Reporting Project, een niet-gouvernementele organisatie van onderzoekscentra, media en journalisten in Europa, Afrika, Azië, het Midden-Oosten en Latijns-Amerika – de enige journalistieke organisatie die zich voltijds bezighoudt met en gespecialiseerd is in georganiseerde misdaad en corruptie.)

Dat Pegasus in Mexico werd gebruikt was geen geheim. Zo was al vast komen te staan dat vijfentwintig mensen met spyware waren ‘besmet’, onder wie journalisten die verslag deden van kartelgeweld, de weduwe van een vermoorde verslaggever en gezondheidsactivisten die pleitten voor belasting op frisdrank. Een en ander kwam aan het licht na de ontdekking van verdachte sms-berichten.

NSO Group houdt vol dat het zijn software alleen aan overheden verkoopt voor legitieme wetshandhavings- en inlichtingenoperaties

Wat dit geval anders maakt, is de grootschaligheid van de onthullingen, waardoor er een beter beeld is ontstaan van wat NSO-klanten belangrijk vinden. De data omspannen ruim vijftienduizend Mexicaanse nummers, waarvan er vele toebehoren aan mensen van wie, dankzij forensisch onderzoek, reeds bekend was dat ze doelwit zijn geweest van spyware.

Afgezien van ‘de ouders van Ayotzinapa’ omvatten de gelekte gegevens clusters telefoonnummers rond leden van een lerarenvakbond, journalisten en mensenrechtenactivisten in heel Mexico, en de naaste omgeving van Andrés Manuel López Obrador, de progressieve politicus die de landelijke verkiezingen van 2018 won.

Zelfs een journalist van The New York Times was doelwit: hij werd afgeluisterd, kort voordat hij een belangrijk artikel publiceerde over hoe NSO-software werd gebruikt om onderzoekers en een mensenrechtengroep die aan de Ayotzinapa-zaak werkte te bespioneren.

NSO Group houdt vol dat het zijn software alleen aan overheden verkoopt voor legitieme wetshandhavings- en inlichtingenoperaties. De Mexicaanse overheid heeft soortgelijke verklaringen afgegeven. Tijdens een persconferentie in 2017 gaf de toenmalige president Enrique Peña Nieto toe dat zijn regering Pegasus had gekocht – maar alleen om de georganiseerde misdaad te bestrijden en ‘de nationale veiligheid te handhaven’.

‘Deze regering verwerpt categorisch elke inmenging in de privélevens van burgers,’ zei Peña Nieto destijds.

Peña Nieto heeft niet gereageerd op vele verzoeken om commentaar. Miguel Ángel Osorio Chong, zijn minister van Binnenlandse Zaken, verzekerde journalisten van het Pegasus Project dat het ministerie ‘nooit, nooit toestemming heeft gegeven om iets te ondernemen dat met hacking te maken heeft en nooit heeft geweten dat Cisen [de toenmalige inlichtingendienst van Mexico] de Pegasus-hack-kit bezat of had verworven.’

De huidige president, López Obrador, heeft gezegd dat zijn regering Pegasus niet gebruikt en dat hij zal onderzoeken of Mexicaanse instanties nog actieve contracten hebben voor de spyware. ‘Als er een overeenkomst bestaat, moet die worden opgezegd. Het zou beschamend als mijn naaste omgeving doelwit is geweest.’

Repressief instrument

Voor de ‘ouders van Ayotzinapa’ kan de onthulling dat ze mogelijk door hun eigen overheid zijn bespied, niet als een verrassing zijn gekomen. De meesten hadden dat gevoel al jaren. ‘Reken maar dat ze ons in de gaten hielden!’ zegt Bautista. ‘Telkens als we naar buiten gingen, volgde een patrouille ons.’

Melitón Ortega, wiens neef Mauricio werd ontvoerd, stond ook op de lijst van doelwitten. ‘Pegasus is niet meer dan het nieuwste repressieve instrument van de staat. Ik heb altijd het vermoeden gehad dat de autoriteiten mij volgden,’ zo vertrouwde hij de Britse krant The Guardian toe.

Ondertussen stelt de NSO Group dat de door verslaggevers gebruikte gegevens verkeerd zijn geïnterpreteerd. Naar eigen zeggen staat het bedrijf niet toe dat zijn klanten misbruik maken van zijn software.

‘NSO wil niets te maken hebben met deze kwaadaardige en lasterlijke campagne’

‘Genoeg is genoeg!’, zo luidde een verklaring vanuit Tel Aviv: ‘NSO zal niet meer reageren op vragen van de media over deze kwestie en wil niets te maken hebben met deze kwaadaardige en lasterlijke campagne.’ Het bedrijf herhaalde dat de nummers op de lijst niet noodzakelijkerwijs Pegasus-doelwitten waren. Wel zou het bewijs dat zijn technologieën zijn misbruikt ‘grondig onderzoeken’.

‘NSO zal haar missie voortzetten om levens te redden, overheden wereldwijd te helpen terreuraanslagen te voorkomen, netwerken op het gebied van pedofilie, seks en drugshandel te ontrafelen, vermiste en ontvoerde kinderen op te sporen, overlevenden te vinden onder het puin van ingestorte gebouwen en het luchtruim te beschermen tegen ontwrichtende penetratie door gevaarlijke drones.’

Geen mededogen

De Mexicaanse staat Guerrero, die grenst aan de Grote Oceaan, is weelderig begroeid. Cactussen schurken tegen bossen aan, op kleine familieboerderijen worden voornamelijk maïs en bonen geteeld.

Ondanks het weelderige landschap is dit een van de armste gebieden van Mexico. Het is in hoge mate afhankelijk van de papaverteelt. Een jongen die opgroeit in Guerrero heeft geen riante vooruitzichten. Hij kan naar het noorden trekken, zich aansluiten bij lokale narcobendes, zoals de machtige Guerreros Unidos. Of, als hij leergierig en een beetje maatschappelijk betrokken is, een plek proberen te veroveren op de beste school in de buurt.

De hogeschool voor plattelandsdocenten Raúl Isidro Burgos, die beter bekend staat als Ayotzinapa (naar het gelijknamige gehucht), werd tijdens de Mexicaanse Revolutie, in de jaren twintig van de vorige eeuw, opgericht. Dat gebeurde in het kader van een landelijke campagne om jonge boeren op te leiden tot leraren in hun eigen gemeenschap. In de loop der jaren heeft de hogeschool ook de aandacht op zich gevestigd door het nogal rauwe linkse politieke activisme dat de studenten er traditioneel aan de dag leggen.

Aangezien de school nauwelijks overheidssubsidie ontvangt, houden de leerlingen er nóg een traditie op na: ze kapen bussen van het plaatselijke openbaarvervoernet om naar locaties voor buitenschoolse opdrachten of naar protesten te gaan.

Wat volgde was een gecoördineerde en nog grotendeels onverklaarde aanval op de ongewapende studenten

De praktijk werd knarsetandend getolereerd. Busmaatschappijen gaven chauffeurs soms de instructie zich niet te verzetten tegen studentenpassagiers die het roer overnamen. Zoals een groep luidruchtige eerste- en tweedejaars die op 26 september 2014, in een roes na een slopende introductieweek, bussen regelden en geld vroegen om naar Mexico-Stad te kunnen gaan voor een demonstratie. Een ‘Strijdcomité’ van de school had hun daartoe opdracht gegeven.

Maar al snel gebeurde er iets vreemds. Na te zijn gestuit op wegblokkades van de federale politie bij de stad Chilipancingo, veranderden ze van koers en reden ze de stad Iguala in. Daar openden politie en andere gewapende mannen het vuur op de bussen. Wat volgde was een gecoördineerde en nog grotendeels onverklaarde aanval op de ongewapende studenten, op meerdere locaties, die uren zou duren.

Er vielen zes doden en veertig gewonden. Een van de studenten werd later verminkt en met een afgerukt gezicht gevonden: hij was kennelijk gemarteld. Overlevenden vertelden dat er op hun hulpkreten en smeekbeden om getroffen metgezellen te mogen helpen, enkel méér geweerschoten volgden.

‘We schreeuwden tegen de politie dat ze moesten stoppen met schieten, dat we ongewapend waren en geen enkel gevaar voor ze vormden,’ zegt Edgar Yair, een achttienjarige eerstejaarsstudent. ‘Als je maar een beetje naar buiten leunde, schoten ze. Ze hadden niet het minste mededogen.’

Te midden van de chaos werden drieënveertig studenten weggevoerd in patrouillewagens – naar het politiebureau, zo veronderstelden hun kameraden. Ze werden nooit meer teruggezien.

‘Historische waarheid’ of historische leugen?

De volgende dag sloegen hun ouders de handen ineen. ‘Sommigen kwamen uit Oaxaca, anderen uit Tlaxcala, anderen uit Morelos,’ zegt Cristina Bautista. Ze stroomden de school binnen – Bautista herinnert zich dat ze allemaal huilden – en eisten het gebouw op als hoofdkwartier. Ze sliepen op matrassen in klaslokalen terwijl ze wachtten op nieuws over hun zonen.

Het duurde niet lang voordat hun volharding en gerechtvaardigde aanspraken een doorn in het oog werden van een federale overheid die de schade voor zichzelf probeerde te beperken.

Kort daarop verklaarde de regering van de staat Guerrero te weten wie er achter de moorden zaten: de burgemeester van Iguala en zijn vrouw, die uit woede over het wanordelijke gedrag van de studenten, waardoor er een politieke manifestatie werd verstoord, het bevel zouden hebben gegeven om de raddraaiers over te dragen aan het drugskartel van Guerreros Unidos.

Dit verhaal hield niet lang stand. Aanwijzingen voor betrokkenheid op federaal niveau stapelden zich al snel op. Studenten die de aanval hadden overleefd, meldden dat ze ter plekke leden van de federale en staatspolitie hadden gezien – en die stonden niet onder gezag van de burgemeester.

Volgens Human Rights Watch zijn in het gebied meer dan honderdzestig lijken opgegraven

De autoriteiten lieten weten dat de lichamen van de verdwenen studenten in kuilen rond Iguala waren gevonden, maar onderzoek van de stoffelijke overschotten wees uit dat het ging om achtentwintig (of meer) andere individuen. Uiteindelijk werden er zoveel niet-gerelateerde massagraven gevonden in het gebied dat sommige lokale families een nieuwe groep vormden, ‘De andere desaparecidos van Iguala’, die daarmee identificatie en rehabilitatie van de lichamen wilden afdwingen. Volgens Human Rights Watch zijn dankzij hun inspanningen meer dan honderdzestig lijken opgegraven.

Deze litanie van onrecht en flaters wekte veel woede onder Mexicanen. ‘Al een paar dagen na de aanslagen leek het zonneklaar dat de regering alles zou doen om te verhinderen dat de drieënveertig studenten werden gevonden, en dat de waarheid over wat er die nacht was gebeurd aan het licht zou komen,’ schreef de Amerikaanse journalist John Gibler. De families van de drieënveertig leidden een processie van vijftienduizend mensen in Mexico-Stad, waarbij ze afbeeldingen van hun verloren dierbaren droegen.

Op een persconferentie die al snel berucht werd, sloot de toenmalige procureur-generaal Jesus Murillo Karam de zaak In januari 2015 officieel af. De Mexicaanse regering had volgens hem de ‘historische waarheid’ vastgesteld. Meer viel er niet over de zaak te zeggen: de politie had alle drieënveertig studenten gearresteerd en overgedragen aan een drugsbende, die hen naar verluidt liquideerde en hun lijken verbrandde.

Vreemde berichten

Goed verhaal. Probleem was dat er weinig bewijs voor was. Een internationaal team van onderzoekers, opgezet door de Inter-Amerikaanse Commissie voor de Mensenrechten, vond aanwijzingen die bevestigden wat de studenten hadden gezegd: de federale politie was bij de schietpartij aanwezig – en het leger had de studenten de hele nacht in de gaten gehouden vanuit een commandocentrum in Iguala. De onderzoekers mochten echter geen soldaten interviewen of hun kazernes bezoeken, ondanks herhaalde verzoeken daartoe.

Citizen Lab, een onderzoekscentrum aan de Universiteit van Toronto, ontdekte later dat er tweemaal geprobeerd was de telefoons van twee onderzoekers in Guerrero met Pegasus-spyware van NSO Group te besmetten, niet lang nadat zij de overheid publiekelijk hadden bekritiseerd voor inmenging in hun onderzoek.

Carlos Martín Beristain, een van deze onderzoekers, zei sterk de indruk te hebben dat ze in de gaten werden gehouden in Guerrero. Toen ze later hoorden dat de Mexicaanse regering Pegasus had gebruikt, ‘leek dat wel heel erg op toestanden waar wij mee te maken hebben gehad’, zo zei hij. ‘Zo hadden we veel problemen met de telefoons die we gebruikten. Er waren ook verdachte types in de buurt wanneer wij elkaar ontmoetten. En we kregen vreemde berichten, vooral sms’jes met links.’

In één geval ontvingen drie leden van de groep ongewone sms-berichten, net toen ze geestelijk uitgeput waren nadat ze een gruwelijke taak hadden volbracht: het opgraven van een gemartelde en verminkte student.

Er was geen bewijs dat er lichamen waren verbrand op de stortplaats

‘Toen we de opgraving verlieten, kreeg ik een bericht waarin – ik weet de precieze woorden niet meer, want die telefoon raakte onklaar – iets stond als: We gaan ervan uit dat u de begrafenis organiseert. Het was geen algemeen bericht, het was zo opgesteld dat ik er vanzelfsprekend op zou klikken.’ Hij zei dat hij niet hapte.

In het onderzoeksrapport dat in april 2016 uitkwam, werd de ‘historische waarheid’ van de regering verworpen: er was geen bewijs dat er lichamen waren verbrand op de stortplaats – het leek zelfs wetenschappelijk onmogelijk om op die plek genoeg warmte daarvoor op te wekken. De negentien op de stortplaats gevonden stoffelijke overschotten konden volgens analisten niet met enige zekerheid aan de vermiste studenten worden gekoppeld.

Doofpotaffaire

Dit nieuws wekte grote verontwaardiging. En het bevestigde het de vermoedens van de ouders van de drieënveertig, die jarenlang hadden volgehouden dat de tegenstrijdige en onvolledige verhalen van de autoriteiten op een doofpotaffaire wezen.

‘Wat zou het voor zin hebben om de politie van Iguala in bescherming te nemen?’, aldus Vidulfo Rosales, een advocaat van de families, tegen OCCRP. ‘Dat is niet erg logisch. In het geval van Ayotzinapa gaat het om hoge ambtenaren die bewijs wilden wissen, die collega’s uit de wind wilden houden, en daardoor was er sprake van een zeer slordig onderzoek.’

In de nasleep van deze janboel bleek uit nieuwe Pegasus Project-gegevens dat de telefoonnummers van ten minste vier Ayotzinapa-familieleden waren geselecteerd voor besmetting met Pegasus: Bautista, Ortega, Felipe de la Cruz (de vader van een overlevende student), en David Cabanas (broer van een verdwenen student).

Dat gold ook voor advocaat Vidulfo Rosales, en voor Abel Barrera, een gerenommeerd antropoloog die aan het hoofd staat van een mensenrechtencentrum dat rechtshulp biedt aan arme inheemse families.

Slechts drie Mexicaanse overheidsinstanties schijnen toegang te hebben tot Pegasus

Met de gegevens van het Pegasus Project kunnen verslaggevers niet vaststellen wie de Ayotzinapa-families op de lijst heeft gezet en waarom, maar veel smaken zijn er niet. Slechts drie Mexicaanse overheidsinstanties schijnen toegang te hebben tot de tool: het Nationale Centrum voor Inlichtingen, het Nationaal Defensiesecretariaat en het kantoor van de procureur-generaal, dat het contract van 32 miljoen dollar tekende voor de aankoop van Pegasus-software door de Mexicaanse regering in 2014.

Het hoofd van het kantoor was destijds Jesus Murillo Karam – die later procureur-generaal zou worden en het onderzoek naar de vermiste studenten afsloot. Hij reageerde niet op verzoeken om commentaar.

‘Een grootse strijd’

Ouders en advocaten klaagden al jaren dat de regering van Peña Nieto hen naar hun gevoel belaagde. De president maakte er geen geheim dat hij een hekel had aan hun luidruchtige protesten tegen de wijze waarop de overheid de zaak behandelde. Op zeker moment suggereerde hij dat de activisten werden gesteund door ‘krachten’ die het land wilden destabiliseren en ‘ons nationale project willen schaden’.

‘Het was heel zwaar voor ons,’ zegt Bautista, die zich continu helikoptergebrom boven haar huis herinnert.

De families bezochten universiteiten en mensenrechtenorganisaties in Mexico en andere Latijns-Amerikaanse landen om activisten en experts te ontmoeten. Ze legden zelfs getuigenissen af op hoorzittingen in Peru en in Washington. Rosales en de la Cruz namen deel aan het programma ‘Caravan 43’ waardoor ze veel konden reizen om met allerlei groepen over hun ervaringen te spreken.

In april 2016 verschenen privételefoongesprekken tussen Rosales en zijn vrouw in de media

‘We voerden een strijd voor continuering van het onderzoek, van de zoektocht,’ zegt Rosales, ‘en tegen het uitgekauwde standpunt van de regering: “We hebben al onderzoek gedaan, de waarheid is verteld, die ontkent u”.

In april 2016 verschenen privételefoongesprekken tussen Rosales en zijn vrouw op de voorpagina’s van de grootste kranten en tijdschriften van Mexico. Ze hadden hem betrapt in een moment van frustratie, waarin hij weinig flatteus sprak over de inheemse families die hij hielp: ‘Verdomde waardeloze indianen.’ Een leger Twitter-bots nagelde hem aan de schandpaal, allemaal met de hashtag #verdomdewaardelozeindianen.

Het is nog onduidelijk hoe de gesprekken zijn uitgelekt. Uit gegevens van het Pegasus-project blijkt dat de naam van Rosales in 2017 op de lijst van mogelijke doelwitten stond, maar de gegevens gaan niet verder terug dan 2016, waardoor het lastig is te achterhalen of hij eerder is bespioneerd.

‘Ze hebben zich in ons vergist’

De families zeggen dat Peña Nieto’s opvolger, Andrés Manuel López Obrador, zich ontvankelijker heeft getoond voor hun zorgen. Drie dagen na zijn aantreden richtte hij een ‘presidentiële commissie voor waarheid en toegang tot het recht in de Ayotzinapa-zaak’ op, en sindsdien is er een aantal mensen gearresteerd en zijn er andere ontwikkelingen in de zaak geweest.

Cristina Bautista is echter niet tevreden. Het stoffelijk overschot van haar zoon is nooit gevonden. Ze spreekt nog steeds over ‘Benja’ in de tegenwoordige tijd. ‘Mijn zoon is erg warm en respectvol,’ vertrouwde ze verslaggevers met trillende stem toe. ‘We zijn naar hem op zoek.’

Ze weet dat hij naar alle waarschijnlijkheid dood is, maar ze kan niet rusten, of het verleden achter zich laten, totdat ze zekerheid heeft. Troost vindt ze in het feit dat zij en de andere ouders van Ayotzinapa hebben geweigerd te accepteren dat hun kinderen zomaar konden verdwijnen.

‘Zij hebben hun historische leugen verzonnen – dat konden ze makkelijk doen, wij zijn immers maar boeren. Het was voor hen een koud kunstje, dachten ze, om onze kinderen te laten verdwijnen, omdat we boeren zijn – wat konden wij uitrichten?’

‘Ze hebben zich in ons vergist.’

Recent verschenen