Waarom pessimisme zinloos is – en zelfs averechts werkt

© Unsplash

Financial Times

| Londen | Jemima Kelly | 19 april 2024

We vinden onszelf scherpzinnig en goed geïnformeerd als we pessimistisch zijn over de wereld. Maar het omgekeerde is waar, schrijft FT-redacteur Jemima Kelly.

In de zelfhulpwereld wemelt het van de motiverende leuzen over de kracht van positief denken en het ombuigen van negatieve gedachten. ‘Zodra je je negatieve gedachten vervangt door positieve, zul je positieve resultaten boeken.’ ‘Positief denken is meer dan een loze kreet.’ ‘Niets is goed of slecht, het is wat ons denken ervan maakt.’ (Die laatste is maar liefst van Shakespeare, bij monde van Hamlet.) 

Maar als het aankomt op onze manier van denken en praten over de buitenwereld, om precies te zijn, over de toekomst van die wereld, worden we geacht een zeer sombere toon aan te slaan. We lijken collectief te hebben besloten dat we te allen tijde een niet-aflatend, murw makend pessimisme aan de dag moeten leggen. Als je iets optimistisch of opwekkends zegt, ben je niet alleen onverschillig en ongevoelig voor al het leed in de wereld, maar kom je ook weinig serieus over en ben je gewoon totaal niet cool.

In de loop der jaren heb ik me er vaak over verbaasd dat vrienden of kennissen, wanneer ik hen vraag hoe het met ze gaat, iets antwoorden in de trant van: ‘O, niet zo best, de wereld is zo’n kutzooi tegenwoordig.’ Dan knik ik maar een beetje, hoewel ik soms niet eens weet over welke kutzooi ze het precies hebben. De overvloed aan catastrofes waarop ze kunnen doelen (Gaza, antisemitisme, klimaatverandering, AI?) laat zien dat er genoeg is om pessimistisch over te zijn.

Maar er is ook van alles om positief over te zijn. Ik zal de volledige lijst hier niet opnoemen, maar vorig jaar lag het kindersterftecijfer lager dan ooit, kwam er een doorbraak in de behandeling van alzheimer, werd er een goedkoop en effectief vaccin tegen malaria goedgekeurd en bereikte de populatie steenarenden in Schotland dankzij een herstelproject een recordhoogte.

We vinden onszelf misschien scherpzinnig als we zo pessimistisch zijn, maar uit onderzoek blijkt het omgekeerde: een onderzoek uit 2017 dat door Ipsos MORI werd uitgevoerd in 28 landen, wijst uit dat de ondervraagden die het minst geïnformeerd zijn over verschillende maatstaven voor menselijke vooruitgang, het meest pessimistisch waren over de toekomst.

Pessimisme is vaak ongerechtvaardigd. Maar wat belangrijker is, het kan ook schadelijk zijn

52 procent van de ondervraagden geloofde ten onrechte dat extreme armoede verergerde; in feite ontworstelen elke dag zo’n 100.000 mensen zich aan extreme armoede. Degenen in armere landen waren hiervan beter op de hoogte én bleken optimistischer te zijn over de toekomst. Ook opvallend was dat 41 procent van de Chinese ondervraagden het eens was met de stelling dat de wereld erop vooruitging, tegenover maar 4 procent van de Britten en 6 procent van de Amerikanen (de Fransen waren het meest misérable, met maar 3 procent).

Pessimisme is dus vaak ongerechtvaardigd. Maar wat belangrijker is, het kan ook schadelijk zijn. Pessimisten denken misschien dat hun onheilsprofetieën ons aanzetten om in actie te komen, maar er zijn veel onderzoeken waaruit het omgekeerde blijkt.

In een onderzoek uit 2015, gepubliceerd in het jaaroverzicht van de American Academy of Political and Social Science, werd bijvoorbeeld de hypothese onderzocht dat mensen die op de hoogte waren van de manieren waarop geo-engineering de uitstoot van broeikasgassen kan helpen verminderen, achterover zouden leunen waar het klimaatverandering betrof. De stelling werd niet bevestigd; integendeel, mensen bleken zich, eenmaal geconfronteerd met praktische oplossingen, juist meer zorgen te gaan maken over de opwarming van de planeet.

‘Mensen denken dat pessimisme een oproep tot actie is, een manier om anderen wakker te schudden – zodat ze tot actie worden aangezet, de straat op zullen gaan om te demonstreren en op de juiste partij zullen stemmen,’ zegt filosoof Maarten Boudry van de Universiteit van Gent. ‘Maar hoe harder je als doemdenker predikt, hoe meer je mensen het idee geeft dat alle kansen verkeken zijn en we het net zo goed op kunnen geven.’

Er wordt vaak gezegd dat je niet te veel hoop moet koesteren, zodat je niet teleurgesteld wordt

Een artikel in Philosophy & Public Affairs kwam tot een soortgelijke conclusie, namelijk: ‘pessimisme vormt eerder een belemmering voor dan een bijdrage aan het verminderen van existentiële risico’s’.

Overdreven pessimisme kan er ook toe leiden dat de geloofwaardigheid in het geding komt, dat er wantrouwen ontstaat jegens een ogenschijnlijk betrouwbare bron als de ramp waarvoor deze waarschuwde niet is uitgekomen. Het Amerikaanse congreslid Alexandria Ocasio-Cortez heeft in 2019 bijvoorbeeld gezegd dat ‘de wereld over twaalf jaar ten onder gaat tenzij we klimaatverandering aanpakken’. Zullen we over zeven jaar dan dus uitgestorven zijn?

Er wordt vaak gezegd dat je niet te veel hoop moet koesteren, zodat je niet teleurgesteld wordt. Maar het is juist het gebrek aan hoop dat de mens fataal kan worden. Uit onderzoek blijkt dat het sterftecijfer onder pessimisten hoger ligt. En als gevolg van pessimisme kunnen zich allerlei nare en gevaarlijke fenomenen verspreiden: chaos, nihilisme en – misschien wel net zo angstaanjagend – het soort roekeloze ‘wat-kan-er-nou-misgaan’-optimisme dat Marc Andreessen voorstaat in zijn Techno-Optimist Manifesto.

We moeten een manier vinden om te voorkomen dat pessimisme een selffulfilling prophecy wordt. We moeten pessimisme weer oncool zien te maken.

Jemima Kelly schrijft wekelijks een column over verschillende onderwerpen, variërend van cultuuroorlogen tot crypto, en ze presenteert ook podcasts. Voordat ze bij FT kwam, was ze verslaggever bij Reuters.

Recent verschenen