Wat is er aan de hand met Oost-Europa?

The New York Times

| New York | Ivan Krastev | 24 september 2015

Waar in West-Europa brede steun bestaat voor het opvangen van vluchtelingen, is dat in het Oosten wel anders. Ivan Krastev legt uit waar die houding vandaan komt.

Naar aanleiding van de migrantenstroom die zich onafgebroken via Hongarije naar Oostenrijk en Duitsland begeeft, zei een Hongaarse journalist laatst tegen me: ‘We hebben geen steden meer. Alleen één groot treinstation.’ Twintig jaar geleden waren Hongarije en zijn Oost-Europese buren samenlevingen in transitie, in de overgang van een communistisch naar een democratisch bestel, en sommige – Bulgarije, Macedonië, Servië – zijn dat nog steeds. Nu zijn deze transitionele landen in één klap transitlanden geworden. Het gevolg is dat Europa zich niet alleen zorgen moet maken over de instroom van honderdduizenden migranten, maar ook over de wig die deze crisis drijft tussen zijn oostelijke en zijn westelijke helft.

De ‘vrachtwagen van de schande’ in Oostenrijk en de taferelen van verdronken migranten hebben in veel West-Europese landen een golf van compassie teweeggebracht. Zestig procent van de Duitsers steunt het regeringsbesluit om 800.000 vluchtelingen, oftewel bijna 1 procent van de Duitse bevolking, op te vangen. Maar in Oost-Europa blijft het publiek onaangedaan, en leiders daar zijn fel van leer getrokken tegen de Brusselse beslissing om vluchtelingen te herverdelen onder de lidstaten van de Europese Unie. De meerderheid binnen de transitlanden staat achter het bouwen van muren langs hun grenzen; uit een recente peiling in Tsjechië blijkt dat 44 procent wil dat de regering geen kroon extra besteedt aan de hulp aan migranten. Premier Robert Fico van Slowakije ging nog verder door te beweren dat 95 procent van de asielzoekers geen vluchtelingen waren maar economische migranten, en dat zijn land alleen bereid zou zijn christenen te ontvangen. Het ontstellendst is misschien een uitgelekte e-mail van de Hongaarse publieke omroep, waarin journalisten werd gevraagd geen beelden van kinderen van migranten te tonen. Beelden van lijdende kinderen, zo lijkt de Hongaarse regering te vrezen, zullen het hart van haar bevolking doen smelten en – God verhoede – compassie wekken.

Oost-Europeanen geloven dat zij degenen zijn die geholpen moeten worden

Cynisme

Wat is er aan de hand met de Oost-Europeanen? Nog maar drie decennia geleden was ‘Solidariteit’ hun symbool. Tegenwoordig zou een bumpersticker met het opschrift: ‘Oost-Europa: Waar zelfs Donald Trump sympathiek overkomt’ meer op zijn plaats zijn.
Het korte antwoord is teleurstelling, wantrouwen, demografie en democratie. Na het communisme en de liberale hervormingen volgde een allesoverheersend cynisme. Nu de Oost-Europeanen worden geconfronteerd met een instroom van migranten en het spookbeeld van economische onzekerheid, voelen velen zich verraden door hun hoop dat aansluiting bij de Europese Unie het begin van welvaart en het einde van de crisis zou betekenen, 
terwijl veel regeringsleiders vrezen 
dat ze hun politieke steun uitsluitend kunnen terugwinnen door te tonen dat je alleen om je eigen soort geeft, 
en geen zier om de vreemdelingen. Oost-Europeanen geloven dat zij degenen zijn die geholpen moeten worden, dat was hun immers bij de eenwording beloofd. Wij zijn armer dan de West-Europeanen, zeggen ze, dus hoe kan iemand solidariteit van ons verwachten? Er zijn ons toeristen beloofd, geen vluchtelingen.
Maar het is niet alleen maar een kwestie van zelfmedelijden. Ondanks het feit dat ze zich op de viersprong van Europa, Azië, Rusland en het Midden-Oosten bevinden, zijn veel Oost-Europeanen ongeïnteresseerd en in zichzelf gekeerd. De Bulgaarse televisie heeft nooit geld of belangstelling gehad om verslaggevers naar landen als Syrië te sturen die de apocalyptische dimensies van wat zich daar afspeelt duidelijk hadden kunnen maken. Afrika ontbreekt totaal in de politieke geografie van Bulgarije. Het gevolg is dat islamofobie, terrorisme, stijgende criminaliteit en een algehele beduchtheid voor alles wat onbekend is de kern vormen van de morele paniek die door de instroom van migranten wordt uitgelokt. Vreemd genoeg is demografische paniek een van de factoren die het minst aan bod komen als men de houding van de Oost-Europeanen probeert te verklaren. Toch is die van doorslaggevend belang. Volgens voorspellingen van de Verenigde Naties zal de Bulgaarse bevolking in 2050 met 27 procent zijn gekrompen. In veel kleine Oost-Europese landen heerst het schrikbeeld van ‘etnische verdwijning’.
Voor hen betekent de komst van de migranten hun vertrek uit de geschiedenis, en het populaire argument dat Europa migranten nodig heeft versterkt alleen maar het toenemende gevoel van existentiële melancholie. Als je de televisiebeelden ziet van bejaarde inwoners die protesteren tegen het opnemen van vluchtelingen in hun ontvolkte dorpen waar al decennia geen kind meer geboren is, breekt je hart voor beide kanten – voor de vluchtelingen, maar ook voor de oude, eenzame mensen die hun wereld hebben zien wegsmelten.

Een vluchteling wacht op de bus die haar vanuit het Servische Horgos naar Kroatië zal brengen. – © Nikola Gligic / Getty Images
Een vluchteling wacht op de bus die haar vanuit het Servische Horgos naar Kroatië zal brengen. – © Nikola Gligic / Getty Images
Het is geen gebrek aan solidariteit, maar een botsing van solidariteiten

Roma

De mislukte integratie van de Roma draagt ook bij tot dit gebrek aan compassie. Oost-Europeanen zijn bang voor buitenlanders omdat ze er niet op vertrouwen dat de staat bij machte is om de ‘anderen’ die al in hun midden leven te laten integreren. En het feit dat de Oost-Europese staten democratieën zijn maakt het er niet makkelijker op. Wat we zien is geen gebrek aan solidariteit; wat we zien is een botsing van solidariteiten: nationale, etnische en religieuze solidariteit die aanschuren tegen onze plichten als mens. Inmiddels is duidelijk geworden dat de migratiecrisis een grotere existentiële bedreiging voor de Europese Unie vormt dan de eurocrisis of de Russische annexatie van de Krim. Donald Tusk, de voorzitter van de Europese Raad, waarschuwt openlijk tegen de gevaarlijke tweedeling tussen het oosten en het westen van Europa.
Dat gezegd zijnde is compassie niet voldoende om de migratieproblemen op te lossen die Europa overspoelen. Enkele jaren geleden wees de Hongaarse filosoof en voormalige dissident Gáspár Miklós Tamás erop dat de Verlichting, waarin het idee van de Europese Unie intellectueel is geworteld, universeel burgerschap vereist. Maar voor universeel burgerschap moeten er wel een paar dingen gebeuren: ofwel arme en disfunctionele landen worden oorden waarvan het de moeite waard is burger te worden, of Europa opent zijn grenzen voor iedereen.
Geen van deze dingen, zo wordt steeds meer duidelijk, zal gebeuren. Het bouwen van een Vrijheidsbeeld op Lampedusa zal nauwelijks genoeg zijn om het probleem te verhelpen. Libië en Syrië zijn frustrerende voorbeelden: noch de Europese interventie in Libië noch de non-interventie in Syrië heeft de oorlogen in de buurt van Europa kunnen stoppen. Verscheurd tussen zijn morele verplichting om anderen te helpen 
die in extreme nood verkeren en de praktische onmogelijkheid om iedereen te helpen, zal Europa gedwongen zijn sommigen op te nemen en anderen uit te zetten. Het is dieptreurig om te zien dat Oost-Europese samenlevingen en regeringen beweren dat het moreel juist is om hun deuren te sluiten voor mensen die op de vlucht zijn voor de dood. Het gebrek aan compassie benadrukt de veel diepere crisis in het hart van het plan-Europa.

Ivan Krastev

Ivan Krastev is directeur van het Centre for Liberal Strategies in Sofia.

Dit artikel van Ivan Krastev verscheen eerder in The New York Times.
Recent verschenen