'Als iemand mij gevraagd had: houd je meer van je familie of van de politie? dan had ik gezegd: ik houd meer van de politie’

Bijna twintig jaar lang maakte Murat Cem als informant jacht op misdadigers, maar aan de laatste zaak ging hij kapot. De Berlijnse aanslagpleger Anis Amri kon hij niet tegenhouden. Hier vertelt ‘VP01’ voor het eerst zijn verhaal. ‘Je moet constant doen alsof. Je krijgt geen moment rust in je hoofd.’

Murat Cem zat op de ochtend van 21 december 2016 in zijn woonkamer en keek tv. Twee dagen eerder had een man op de kerstmarkt van de Breitscheidplatz in Berlijn een vrachtwagen de mensenmenigte in gestuurd. Hij had elf mensen doodgereden, tientallen gewonden gemaakt en de Poolse chauffeur doodgeschoten. Volgens de nieuwsberichten was de onbekende dader op de vlucht.

Cems mobiel ging over.

‘Ja, hallo?’

In bijna twintig jaar werken voor de politie had Cem afgeleerd zijn naam te noemen als hij de telefoon opnam. Anders vreesde hij zich te verraden.

Aan de andere kant zat een politieagent die hem al lang kende. Hij zei deze ene zin: ‘Het was Anis Amri. ’

Op dat moment stokte zijn adem; tranen welden op in zijn ogen: zo vertelt Cem het nu. De agent zei dat Amri voortvluchtig was, en dat elke aanwijzing kon helpen om hem te pakken. Cem stamelde: Frankrijk misschien, of Italië. Hij geloofde niet dat Amri zich zou laten arresteren. ‘Ik denk dat hij zich eerder laat neerschieten dan dat hij zich laat aanhouden. ’ Hij herinnerde eraan hoe gevaarlijk Amri was. Daarna beëindigden ze het gesprek.

Toen niet lang daarna Amri’s foto op tv opdook, werd Cem overvallen door een diepe treurnis. Die kwelt hem ook nu nog af en toe. Murat Cem kende Anis Amri beter dan welke politieagent ook. Hij kende hem waarschijnlijk zelfs beter dan de meeste geestverwanten van de islamist hem kenden. ‘Er waren dagen dat ik Amri ’s avonds naar bed bracht en hem ’s morgens weer ophaalde.’

Cem had de politie gewaarschuwd voor Amri, voor het eerst in de herfst van 2015, daarna steeds opnieuw. Nu, op deze woensdag, twee dagen na de aanslag, vroeg hij zich af of hij, de politiespion, de informant, tekort was geschoten. Of was de politie tekort geschoten omdat ze zijn waarschuwingen niet serieus genoeg nam?

‘Veel mensen verwensen de dag waarop ze mij ontmoetten. Maar ik vervloek de dag waarop ik Anis Amri ontmoette’

Twee en een half jaar later, in de zomer van 2019, zit Murat Cem in een restaurant van een Duitse universiteitsstad en worstelt met een reusachtige pizza Margherita. Hij haalt diep adem. ‘Veel mensen verwensen de dag waarop ze mij ontmoetten, ’ zegt hij. ‘Maar ik vervloek de dag waarop ik Anis Amri tegenkwam.’

Cem is begin veertig, van gemiddelde lengte en corpulent. Hij heeft een volle baard en een baseballpet op. Hij heeft geen Facebookprofiel, er bestaan geen publiek toegankelijke foto’s van hem. Murat Cem is niet zijn echte naam, het was zijn schuilnaam als hij werd ingezet. Van zijn ware identiteit is, behalve Der Spiegel, alleen een exclusieve kring van beambten op de hoogte. In de dossiers van zijn belangrijkste zaak duikt hij op met een afkorting: VP01. VP betekent: Vertrauensperson; zo noemt de politie haar geheime informanten.

Vele jaren lang was Murat Cem een informant die werd ingezet tegen zware criminelen en terroristen. Hij liet dealers, wapenhandelaars en moordenaars arresteren. In de herfst van 2015 liet de politie hem infiltreren in de islamistische cel rond de haatprediker Abu Walaa, die gold als nummer 1 van de Islamitische Staat (IS) in Duitsland. Ze zette Cem ook in tegen Osama Bin Ladens vermeende ex-lijfwacht Sami A., die lang in Duitsland leefde en in 2018 het land uitgezet werd. Cem stelde ook een onderzoek in tegen de aanslagplegers die in het voorjaar van 2016 een bomaanslag pleegden op de Sikhtempel in Essen. En hij leverde informatie die in meerdere terreurprocessen tot aanklachten leidden. Eenmaal verhinderde hij zelfs de aanslag van een jonge islamist op een winkelcentrum in Essen.

Maar Cem is vooral de spion die opsporingsambtenaren attent maakte op Amri, die hem bespioneerde en steeds opnieuw voor hem waarschuwde. Voor de onderzoekscommissies die zich in Düsseldorf en Berlijn met Amri bezighouden is VP01 een heel brisant onderwerp. De afgevaardigden willen hem dringend ondervragen. Journalisten probeerden hem op te sporen. Zijn vijanden zouden hem liefst dood zien. Maar tot op heden bleef Murat Cem voor iedereen een fantoom. Verschijningen in parlementen of voor de rechtbank werden door het ministerie van Binnenlandse Zaken van Nordrhein-Westfalen verhinderd. Te gevaarlijk voor de informant, werd gezegd. Cem leeft al jaren onder een valse naam op een geheim gehouden locatie.

In maart 2019 wendde Murat Cem zich tot Der Spiegel. Hij wilde zijn verhaal vertellen en over Anis Amri spreken, over de zaak die hem, zoals hij zegt, kapot heeft gemaakt. Na de aanslag in Berlijn beëindigde de politie de samenwerking met Cem. De eertijdse topspion krijgt nu Hartz IV [een werkloosheidsuitkering].

De beste, een natuurtalent

Een team van Der Spiegel heeft Cem in de afgelopen maanden steeds opnieuw ontmoet, honderden uren met hem gepraat, is met hem naar locaties gereden waar hij zijn werk deed, heeft tienduizenden bladzijden uit dossiers over zijn zaken doorgespit en met rechercheurs, strijdmakkers en familieleden gesproken. Zoiets als Cem, zeggen ambtenaren, is in de geschiedenis van de Duitse criminaliteitsbestrijding ‘niet eerder voorgekomen’. Hij zou de beste geweest zijn, een natuurtalent en waarschijnlijk de belangrijkste informant van de Bondsrepubliek. Dit voorjaar verscheen een Spiegel -boek over Cems leven en de zaken waarbij hij betrokken was. *

Zijn verhaal biedt een uniek inkijkje in het werk van de veiligheidsdiensten. Nooit eerder hebben journalisten in Duitsland een zo belangrijke informant van zo nabij leren kennen. Cems leven voert ons midden in de gevoelige en soms gevaarlijke samenwerking van opsporingsambtenaren en hun spionnen.

Alleen al de aard van hun taak is louche. Informanten zijn spionnen in de criminele of extremistische scene, in het geheim geworven door de staat. Vaak zijn het criminelen die van de foute naar de goede kant overlopen. De politie betaalt ze contant, in documenten laten ze weinig sporen achter, en als het nodig is, laat men ze snel vallen.

Terwijl er voor informanten van de Binnenlandse Veiligheidsdienst sinds de behandeling van de racistische moorden van de ‘nationaalsocialistische ondergrondse ’ (NSU) wettelijke regels bestaan, werken de politiespionnen nog altijd in een juridisch schemergebied.

Cems geval laat daarom ook zien hoezeer de politie de grenzen van de richtlijnen oprekt als het haar van pas komt. Het laat zien dat er zwakheden in het systeem zitten die bewust geaccepteerd en benut worden. Vaak heiligt het doel de middelen.

Het werk van spionnen is altijd schizofreen. Aan de ene kant moeten ze hun rol geloofwaardig spelen, zodat ze niet opvallen tussen de criminelen. Soms plegen ze strafbare daden. Aan de andere kant lokken ze – als ze hun doel voorbij schieten – de delicten die ze aan de politie melden misschien juist uit.

‘Het inzetten van informanten in strafprocessen heeft tot op heden geen eigen wettelijke basis,’ bekritiseert de Keulse strafrechtjurist Nikolaos Gazeas. ‘Dat is ongrondwettig.’ De minister van Binnenlandse Zaken van Nordrhein Westfalen Herbert Reul (CDU) zei tegen Der Spiegel dat hij zich voor kon stellen dat hij over verbeteringen na gaat denken. Hij wilde een ‘mogelijke optimalisering van het systeem’ niet bij voorbaat afwijzen. ‘Maar de politie moet volledig in staat blijven om in te grijpen. Dat is belangrijk,’ aldus Reul.

De Bondsrepubliek heeft al zoveel debâcles beleefd met haar informanten: het eerste voorstel om de NPD te verbieden leed ooit schipbreuk omdat de partij zoveel informanten telde dat niet meer was uit te maken welke ongrondwettelijke actie van de NPD kwam en welke van de staatsspionnen. Ook rondom de NSU zwierven ontelbare informanten zonder dat ze ook maar een van de tien moorden konden verhinderen.

De politie van Nordrhein-Westfalen liet een vragenlijst van Der Spiegel betreffende Murat Cem onbeantwoord. In plaats daarvan wezen de autoriteiten op de ‘ambtelijke geheimhouding’ over de inzet van informanten. In het algemeen zouden spionnen ‘een legitiem middel van de strafvervolging’ zijn, en onderworpen aan gerechtelijke controle.

Cem interesseerde zich nooit voor deze juridische subtiliteiten. Hij leefde voor de ‘actie’, zoals hij het nu zegt, voor het avontuur, voor het geluksmoment wanneer een speciale eenheid plankgas aan kwam rijden en alle verdachten tegen de grond smeet. Het werk als informant was voor Cem zowel zijn leven als zijn beroep. ‘Als iemand mij gevraagd had: Houd je meer van je familie of van de politie? dan had ik gezegd: ik houd meer van de politie.’

Een goeie deal

De opsporingsambtenaren wierven Murat Cem tegen het eind van de jaren negentig, toen hij al met één been in de gevangenis stond. Zij betekenden zijn redding, hij werd hun werktuig. Een goeie deal, vond hij.

Als zoon van een Turkse gastarbeider groeide Cem op in een probleemwijk in Nordrhein-Westfalen. Het ‘dal van de lange messen’ noemden ze die buurt. Daar woonde de familie in een flat, met elf mensen in een vierkamerwoning. Zijn vader stierf jong.

Op school plaagden ze Cem om zijn meisjeshandschrift, hij gold als slim en vlijtig. Hij maakte de Realschule [mavo] af en volgde een opleiding tot elektromonteur. Maar hij bleef een kind uit de probleemwijk. Rijden zonder rijbewijs, drugs, geweldpleging met belediging en bedreiging – Cems strafblad groeide snel. Twaalf keer was hij intussen veroordeeld, en pas onlangs was daar de tot op heden laatste vrijheidsstraf aan toegevoegd – wegens diefstal. ‘Of ik jaag op misdadigers,’ zei Murat Cem, ‘of ik bega zelf misdaden.’ Een tussenweg is er niet.


Op zijn negentiende stapten Cem en zijn beste vriend in de drugshandel op grote schaal. Meer dan twee jaar lang smokkelden ze hasjiesj uit Nederland naar Duitsland. Het zouden tientallen kilo’s geweest kunnen zijn. Toen ze gepakt werden, zo vertelt Cem, had hij maar twee mogelijkheden gezien: ofwel hij slaat door en verraadt zijn beste vriend, of hij gaat lange tijd de gevangenis in. Cem verried zijn beste vriend.

De samenwerking met de politie beviel hem al snel. Eerst gaf hij de ambtenaren af en toe tips, vervolgens leverde hij regelmatig informatie en ten slotte werd hij informant van de politie van Krefeld. Hij was goed, dat werd doorverteld en al gauw verzochten politiekorpsen in heel Nordrhein-Westfalen om zijn diensten.

Het was een activiteit die voor Cem gemaakt leek. Hij bewoog zich nog steeds in de criminele omgeving waarvan hij de taal, de gewoontes en de regels kende. Hij snuffelde in bordelen, in de daklozenopvang en in moskeeën. De opwinding, waarvan hij als dealer al hield, bleef hetzelfde. Maar nu stond hij aan de kant van het goede, van de staat, en voor de gevangenis hoefde hij niet meer te vrezen. In plaats daarvan werd hij geprezen door de politiemensen, hij merkte hoezeer ze op hem waren aangewezen. Hij was geen niemand meer, hij was Iemand en kreeg er ook nog geld voor. Minder weliswaar dan je met drugs kon verdienen, tot 100 euro voor een dag, bij succes nog een beloning, en alles contant uitbetaald in een envelop. Maar voor hem was het zuiver verdiend geld. Bovendien kreeg hij nog sociale uitkeringen. Maar het jobcentrum wist niets van zijn bijbaantje voor de politie.

Een woning, een fiets en veel tijd

Bij een van zijn eerste opdrachten kreeg Murat Cem te maken met een van de spectaculairste moordzaken van het jaar 2002. In Keulen was de vijftienjarige Rebecca vermoord. Jongelui vonden twee maanden later haar stoffelijk overschot op het terrein van een voormalige glasfabriek. De politie verdacht Guido S., een jongeman uit de omgeving van het slachtoffer. Maar bewijzen konden ze niets.

Cems opdracht was om met S. bevriend te raken en hem een bekentenis te ontlokken. Hij kreeg een woning, een fiets en veel tijd. Wekenlang hing hij rond in de buurt. De eerste stap om contact te maken deed Cem toen hij S. zogenaamd toevallig bij een kiosk tegenkwam. Hij kocht hasjiesj van diens maat – en bleef in de buurt. Algauw waren Cem en de verdachte goede vrienden. Maar wat de moord aanging, zweeg S. hardnekkig.

Cem had een idee. Hij nodigde zijn nieuwe kameraad uit in het grote Keulse bordeel Pascha, er was seks op staatskosten. Op de terugweg bekende S. Rebecca vermoord te hebben.

Murat Cem meende zijn doel te hebben bereikt, maar de opsporingsambtenaren waren nog niet tevreden. Ze wilden de bekentenis op geluidsband hebben om die voor de rechtbank te kunnen gebruiken. Maar hoe kreeg je dat voor elkaar? Met een stukje theater.

In de woning die ze hun informant ter beschikking gesteld hadden, werd afluisterapparatuur aangebracht. Toen werd Cem op straat zogenaamd aangehouden. Alsof hij in hoogste nood verkeerde, gaf hij op dat moment de sleutels van zijn woning aan de verdachte S. en vroeg hem daar op hem te wachten. Algauw keerde Cem terug van het politiebureau. Voor S. moest hij op dat moment nog betrouwbaarder geleken hebben. Ze speelden met Playstation en Cem vroeg door hoe het geweest was met Rebecca. Toen bekende S. de moord nog eens. Hij had seks met haar willen hebben, wat ze geweigerd had. Hij had haar vastgebonden en zich aan haar vergrepen. En ‘toen met het mes – tsjak’. zei Guido tegen informant Cem. Zo was het later in de opname te horen.

Toen de mannen de woning verlieten, kwam een stel politieagenten aanscheuren. Ze wierpen Guido S. op de grond en boeiden hem. Cem liep op S. af en gaf hem een schop. ‘Jij varken! Jij hoerenzoon!’ schreeuwde hij, zoals hij het nu vertelt. Een agent trok hem weg.

Die zaak houdt hem nog steeds bezig. Ze onderscheidt zich van de ongeveer zestig opdrachten die hij voor de politie heeft gedaan omdat het een van de eerste in zijn loopbaan was. En omdat het om een tiener ging. Hij heeft intussen zelf een dochter in die leeftijd.

Bijna twintig jaar lang zag het beroepsleven van Murat Cem er zo uit: de politie toonde hem foto’s van de persoon om wie het ging en noemde hem de plaatsen waar hij die kon treffen. Meestal lukte het hem snel om vertrouwen te winnen en relaties aan te knopen. Murat Cem houdt van mensen. En mensen houden van Murat Cem.

Murat Cem houdt van mensen. En mensen houden van Murat Cem

Soms faalde hij, soms bracht hij zichzelf in levensgevaar. Een keer vonden drugsdealers toevallig papieren met zijn echte naam en namen hem woedend mee.

Hij dacht dat ze hem om zouden brengen, maar ze brachten hem alleen maar naar zijn auto.

Een andere keer ging hij met een Keulse souteneur op wie geschoten was, wekenlang naar bordelen. Cem moest uitvinden wat de achtergrond van die schietpartij was. Er volgden excessen met betaalde vrouwen, alcohol en cocaïne. Murat Cem nodigde in principe uit. Als het geld op was, belde hij zijn contactman en zorgde dat er meer geld kwam. Dat hij de onkosten van de politie ook aan drugs uitgaf, aldus Cem nu, vertelde hij de opsporingsambtenaren toen niet. Maar ze hadden hem ook niets gevraagd. Waarschijnlijk was het hun wel duidelijk dat hun informant met een souteneur geen uitstapjes naar de dierentuin maakte.

De verantwoordelijke vrouwelijke agente schold op een bepaald moment dat ze Cems ‘neukpartijtjes’ niet meer wilden betalen, maar de opdracht liep door, tot deze maanden later zonder resultaat werd gestaakt.

Murat Cem leidde het leven van een louche figuur en een crimineel. De staat wilde het zo. Want Cem was heel succesvol in wat hij deed.

Met zijn hulp pakte de politie tientallen zware criminelen op. Een keer spoorde hij zelfs kunstschatten op die tijdens de oorlog in Irak uit het Nationale Museum in Bagdad waren gestolen.


Dat de inzet van de geheime politiehelpers juridisch problematisch is, weten de bondslanden en de federale overheid al jaren: een commissie van deskundigen van het ministerie van Justitie adviseerde in 2015 tot ‘het scheppen van een wettelijke grondslag voor de inzet van informanten’. Die maakten inbreuk op de grondrechten van burgers. Het was onvoldoende om deze inbreuken alleen maar te baseren op de zogenaamde algemene opsporingsclausule van de politie, aldus de juristen.

Het was een opdracht voor de wetgevers, maar die reageerden tot dusver niet. ‘Het past een rechtstaat niet dat die het normeren van belangrijke opsporingsinstrumenten uit de weg gaat,’ zegt Nikolaos Gazeas, de strafrechtgeleerde uit Keulen. Volgens hem moet geregeld worden dat informanten geen strafbare feiten mogen plegen en dat niemand die misdaden heeft gepleegd, informant kan worden. ‘Maar zo’n wet vrezen de opsporingsambtenaren,’ zegt hij, ‘omdat ze dan veel bronnen niet meer in kunnen zetten.’

Ook de woordvoerder binnenland van de Groenen in de Bondsdag, Irene Mihalic, zelf politieambtenaar in Nordrhein-Westfalen, zegt dat er geen sprake mag zijn van een ‘opzettelijk geschapen schemergebied voor de inzet van informanten’.

Nog verder gaat de Berlijnse rechter Anna Luise Decker. Zij komt in haar in Münster voorgedragen proefschrift tot de conclusie dat de decennialange praktijk ongrondwettelijk is. ‘Informanten zijn zeer effectieve, maar tegelijk zeer gevaarlijke bewijsmiddelen,’ aldus Decker. Ze zouden zonder regulering en effectieve controle diep in de privésfeer van de onderzochte doordringen, hoeven voor hun opdrachten over geen enkele kwalificatie te beschikken, en tegelijkertijd zouden hun verklaringen door de politie of de rechtbank nauwelijks te controleren zijn.

Anders dan rechercheurs in burger van de politie zijn informanten geen ambtenaren en niet door de staat aangesteld. ‘We hebben niet te maken met kloosterlingen,’ zegt minister van binnenlandse zaken van NRW Reul. ‘Als je met valken wilt vliegen, moet je geen duif zijn.’ Of, zoals Cem het formuleert: ‘Wie wordt er nu informant, behalve criminelen en gekken?’

Maar Cem was anders. Hij bracht iets mee dat zeldzaam was in zijn beroep: hij was betrouwbaar. Het Oberlandesgericht Celle getuigde later over hem dat de jarenlange ‘intensieve en omvattende bewijsvoering’ in de zaak-Abu Walaa, de ‘nummer 1’ van IS in Duitsland, ‘geen aanwijzingen heeft opgeleverd dat de informaties van VP01 onjuist zouden kunnen zijn’. Bovendien zouden Cems contactmannen hem omschreven hebben als iemand die altijd de waarheid gezegd, en zich steeds aan afspraken gehouden had. Over Cems persoonlijke integriteit bestond ‘geen twijfel’.

Murat Cem was een juweel, een toevalstreffer voor de politie omdat hij tegenstrijdige dingen in zich verenigde: hij was crimineel genoeg om in die wereld te functioneren, en tegelijk fatsoenlijk genoeg om voor de overheid te kunnen werken. Dat wisten zijn contactmannen en ze beschermden hem waar ze maar konden – hoe dan ook.

In de dossiers van het Openbaar Ministerie in Bochum bevindt zich een vonnis van het Landesgericht uit het jaar 2011. Het gaat om een bende Koerdische heroïnedealers die Cem na een maandenlange undercoveroperatie tegen de lamp had laten lopen. Om te bewijzen hoe geloofwaardig de ingezette spion was, is in het vonnis een karakterisering van de informant opgenomen, die berust op uitspraken van zijn contactman.

De informant had een ‘klein strafblad, waarbij hij nooit in detentie was geweest’, zo staat het op papier. Dat Murat op dat moment al acht keer veroordeeld was, eenmaal wegens gemeenschappelijke invoer en handel in drugs op grote schaal, dat meldden de ambtenaren waarschijnlijk niet aan de rechtbank. Ook zijn levensomstandigheden beschreven ze als degelijker dan ze waren.

Cem zou ‘sinds ongeveer midden 1999 voor de politie werken’, luidt het verder in het vonnis, ‘waarbij hij tot één operatie per jaar uitvoerde’. Dat had met de werkelijkheid weinig te maken, want Cem voerde toen al veel vaker operaties uit.

Vermoedelijk wilden de opsporingsambtenaren de advocaten van de dealers geen aanknopingspunten bieden voor de verdediging. Ook als Cem zijn werk goed gedaan had, kon alleen al de schijn dat een informant ongeloofwaardig was het proces in gevaar brengen.

Het was 2008 toen Cem voor het eerst met islamisten in contact kwam en een milieu leerde kennen waarin jaren later zijn beroemdste zaak zou spelen. Een bekende van hem, zo vertelt Cem, interesseerde zich voor de islam. De man bezocht lezingen van de radicale, en bij de jeugd populaire salafisten Pierre Vogel en Sven Lau. Hij vroeg Cem of hij hem wilde vergezellen. Cem had er weinig zin in, hij voelde meer voor de robuuste criminaliteit, drugs- en wapenhandel bijvoorbeeld. Maar zijn contactmannen bij de politie waren laaiend enthousiast: goede bronnen in die scene waren zeldzaam.

Dus reed Cem maandenlang naar het vrijdaggebed in Mönchengladbach, waar Lau een toonaangevende rol speelde in de vereniging ‘Einladung zum Paradies’. Omdat het weinig bruikbaars opleverde, eindigde de operatie al snel weer.

Amri pleegde een aanslag door met een vrachtwagen in te rijden op de kerstmarkt aan de Gedächtniskirche op de Breitscheidplatz in de Berlijnse wijk Charlottenburg. Zeker twaalf mensen kwamen daarbij om het leven. – © Getty Images
Amri pleegde een aanslag door met een vrachtwagen in te rijden op de kerstmarkt aan de Gedächtniskirche op de Breitscheidplatz in de Berlijnse wijk Charlottenburg. Zeker twaalf mensen kwamen daarbij om het leven. – © Getty Images

Maar vijf jaar later loodsten Cems contactmannen hun beste man terug in het islamistenmilieu. In 2013 begon de politie van Bochum haar operatie ‘Neptunus’. Het ging om Sami A., een salafistische prediker en een bedreiging die vanwege zijn vermoedelijke lidmaatschap van Osama Bin Ladens garde als ‘lijfwacht’ van de terroristenleider enige roem vergaard had. In Duitsland onderhield Sami A. vermoedelijk contacten met de ‘Düsseldorfer cel’ die dicht bij Al-Qaida stond en die een aanslag met explosieven gepland had.

Cem moest zo dicht mogelijk bij Sami A. zien te komen, zijn netwerk verkennen en zijn bedoelingen ophelderen.

Destijds was al een aanzienlijk aantal islamisten uit Duitsland naar de burgeroorlog in Syrië vertrokken. De veiligheidsdiensten waren gealarmeerd, maar slecht geïnformeerd over dat milieu. Murat Cem moest daar verandering in brengen. Maar hoe?

Als mogelijke ingang had zijn contactman Cem een standje aanbevolen van de ‘Lees!’-campagne in het stadscentrum van Bochum. Daar deelden islamisten gratis exemplaren van de Koran uit aan voorbijgangers en probeerden met ze in gesprek te komen. Maar de informant kon het standje van de salafisten niet vinden

Ten slotte ging Cem naar een conservatieve moskee. Daar loog hij dat hij meer over zijn geloof wou leren. Men heette hem welkom. Cem knoopte vriendschappen aan en ging naar seminars over de islam. Op een dag nodigde iemand hem uit voor een bijzonder gebed: de prediker was Sami A., de man die hij hebben moest.

Grote broer

Voor de voormalige moskee in de Bochumse wijk Langendreer staan tegenwoordig twee banken. Het is ochtend, rustig op straat, de vogels kwetteren. Niets aan het gebouw herinnert eraan dat het ooit een van de belangrijkste trefpunten voor salafisten was. Kanten gordijnen hangen achter de ruiten. Op de vensterbanken staan figuren van porselein en plastic. Sami A. werd in 2018 in een staatsrechtelijk dubieus proces uitgewezen naar Tunesië. Zijn moskee is veranderd in een woning.

Cem gaat op een bank zitten. ‘Sjeik Sami was radicaal, maar ook een aardig mens,’ zegt hij. ‘De koran die hij mij heeft onderwezen, was niet verkeerd.’ Hij gebruik nog altijd de respectvolle aanspreektitel ‘sjeik’, ook al heeft hij A. bespioneerd. Ze zijn zoiets als vrienden geworden, zegt Cem.

Als hij in Bochum was, verwisselde Cem zijn normale kleren voor een djellaba, een Arabisch gewaad. Hij liet zijn baard staan en reed met zijn nieuwe vrienden van de ene salafistenbijeenkomst naar de andere. Hij was ouder dan de meesten, daarom noemden ze hem ‘Abi’, Turks voor ‘grote broer’.

Voor Sami A. speelde hij de trouwe en leergierige metgezel. Ze gingen samen naar de karatetraining en naar de sauna. En toen Sami A. eens Bochum uit wilde, wat hij als afgewezen asielzoeker eigenlijk niet mocht, nam Cem hem mee in zijn auto.

De politie hield hij van dat alles – en nog veel meer – op de hoogte. Hoe een duiveluitdrijver bij Sami A. in de moskee op bezoek was geweest. Dat Sami A. zijn toehoorders vertelde over maagden en een grenzeloze potentie in het paradijs. Er was een keer een toehoorder, aldus Cem, die vroeg wat er zou gebeuren als hij in het paradijs een Ferrari zou willen. ‘Je kunt een Ferrari van goud krijgen,’ zou Sami A. geantwoord hebben.

Ondanks de inzet van Cem kwamen de autoriteiten er alleen maar achter dat Sami A. een belangrijke figuur was in het islamistenmilieu. Voor een strafproces was die informatie niet voldoende. Maar Murat Cem was nu diep doorgedrongen in het salafistische milieu in de Bondsrepubliek Duitsland. Hij leerde de belangrijkste figuren daarin kennen: Hasan C. uit Duisburg bijvoorbeeld, die in zijn reisbureau jongemannen propagandavideo’s liet zien van de Islamitische Staat. Of Boban S., wiens koranschool in Dortmund een trefpunt voor islamisten werd.

En Murat Cem leerde Ahmad A., alias Abu Walaa, kennen, de vermoedelijke IS-vertegenwoordiger uit Hildesheim. Hij stond bekend als ‘prediker zonder gezicht’, omdat hij er pijnlijk nauwkeurig op lette dat er geen foto’s van hem bestonden die zijn gezicht toonden.

Onder leiding van Abu Walaa had de ‘Duitstalige islamkring Hildesheim’ (DIK) zich tot een van de radicaalste moskeeën in het land ontwikkeld. In de doolhofachtige ruimte van de benedenverdieping van een rood bakstenen hoekhuis kwamen fanatici uit heel Duitsland samen.

Murat Cem werd een van de vaste gasten. ‘Ik had soms het idee dat ik er woonde,’ zegt hij nu. Hij overnachtte in de moskee, vaak zonder deken of kussen, en trainde er in de fitnessruimte.

Het was Cems verdienste dat de procureur-generaal bij het hoogste gerechtshof uiteindelijk een proces kon beginnen tegen de prominentste salafistische haatprediker in Duitsland. Het proces tegen Abu Walaa en zijn aanhangers loopt nog altijd bij het Oberlandesgericht in Celle.

Cem ontdekte ook hoe uit de omgeving van de prediker achtereenvolgens een hele reeks jongemannen en vrouwen naar Syrië en Irak verdween. Hij noemde de politie namen en data en verhinderde zo een paar terreurtrips.

De informant leefde toen uitsluitend voor de veiligheid van de Bondsrepubliek Duitsland, 24 uur per dag, 7 dagen in de week, zonder vakantie. Met zijn Toyota Corolla, gehuurd door het Landeskriminalamt in Düsseldorf, reed Cem rond in het Ruhrgebied: Bochum, Dortmund, Duisburg, en steeds weer naar Hildesheim. Altijd kwamen wel ergens een paar Salafisten bij elkaar.

Hij was bezeten geweest van zijn missie, zegt Cem. Hoe meer islamisten hij leerde kennen, hoe tevredener zijn contactmannen waren. De jacht op radicalen was als een verslaving.

Maar deze verslaving tastte Cems krachten aan. Hij was voortdurend moe en sliep nauwelijks. Hij ging van huis zonder zijn vrouw te zeggen wanneer hij weer terug zou komen. Zij had allang afgeleerd om vragen te stellen. Hij zou haar toch geen verstandige antwoorden gegeven hebben, zegt ze nu.

Het was een zware last. Maar Cem kon niet stoppen. Hij smachtte naar de erkenning van zijn politiecontacten, naar de adrenaline van de actie. En geld was er ook. De politie maakte gretig gebruik van Cems verlangen naar erkenning en zijn hulpvaardigheid. Ze vleiden hem, omdat ze hem nodig hadden. Niemand was zo veelzijdig inzetbaar als hij. Een opdracht afwijzen, dat kwam nooit in hem op.

© Getty
© Getty

Lange tijd merkte Cem niet hoezeer de inspanning om voortdurend dubbel spel te spelen hem aangreep. ‘Je moet constant doen alsof,’ zei hij later. ‘Je krijgt geen moment rust in je hoofd.’ Maar professionele hulp heeft hij in zijn actieve tijd nooit gekregen. Hij was immers geen politieambtenaar, maar slechts een hulpkracht.

Die dagen en nachten in dat milieu droegen nog een ander gevaar in zich. Als Cem thuis was, merkte hij hoe hij de radicale gedachten van de islamisten verinnerlijkt had.

Op een bepaald moment voer hij tegen zijn vrouw uit dat ze geen muziek meer mocht beluisteren en zich fatsoenlijk moest kleden. Zij zei dat hij niet goed snik was. ‘Je wordt gek van zo’n operatie,’ zegt Cem nu, ‘Je moet eruitzien als zij, praten als zij, leren wat zij leren, en op een gegeven moment ben je zoals zij zijn. ’

Hij zat er niet alleen midden in, maar maakte allang deel uit van die wereld. Omgeven door mensen die niet alleen voortdurend over Allah spraken, maar ook over hun wil om te doden. En de politie drong er bij Cem op aan deze mannen nog veel nader te leren kennen. ‘Ik moest die mensen op non-actief stellen,’ zo beschrijft hij zijn missie. ‘Ik moest ze echt uitschakelen. Ik moest het voor elkaar krijgen dat ze me nog meer zouden vertrouwen, nog meer zouden vertellen.’

De informant leefde uitsluitend voor de veiligheid van de Bondsrepubliek Duitsland, 24 uur per dag, 7 dagen in de week, zonder vakantie

De parkeerplaats Geismühle ligt aan Autobahn 57 tussen Düsseldorf en Krefeld. Murat Cem gaat zitten aan een houten tafel onder de bomen. Dit is de plek waar hij meestal wachtte op zijn contactman, om hem informatie door te geven. En waar hij ten minste een paar minuten noodgedwongen tot rust kwam.

‘Soms dacht ik: Waar doe ik het allemaal voor?’ zegt hij. Hij overwoog hoe het zou zijn als hij zou overlopen naar de islamisten. Dan zou de stress voorbij zijn, hij zou niet meer hoeven liegen, niet meer hoeven vrezen dat hij van vermoeidheid achter het stuur in slaap zou vallen. Hij zou vrij geweest zijn, misschien zelfs zichzelf kunnen zijn.

Meestal haalden zijn contactmannen hem uit zijn troebele gedachtenspinsels. Cem gaf ze informatie, zo gedetailleerd als hij kon. Hij probeerde niets te vergeten, ook niets dat hem onbelangrijk leek. Die gesprekken hadden iets zuiverends voor hem. Ze maakten hem steeds weer duidelijk aan welke kant hij stond. De contactmannen waren voor hem zoiets als grote broers, als echte vrienden zoals Cem ze allang niet meer had.

Op 13 november 2015 sprak de informant met een islamist uit de Hildesheimer kring rond Abu Walaa over mogelijke aanslagen. De voorbereidingen daarvoor waren al lang gaande, zei de man; hij sprak over handgranaten op politieposten, over het idee om politieagenten met een valse noodoproep in een hinderlaag te lokken om ze neer te schieten. Geluiddempers voor de wapens hadden ze al, zei hij, het was nu tijd om iets ‘met geweren te doen’. Over een of twee weken zou het kunnen gebeuren. Tegen acht uur ’s avonds gingen Cem en de islamist uit Hildesheim uiteen, zoals uit politieverslagen blijkt.

Nauwelijks een uur later liet een IS-terrorist in Parijs een bom ontploffen bij het Stade de France, waar op dat moment het Duitse nationale elftal tegen het Franse speelde. Kort daarop trokken zijn medestanders door de stad en vermoordden 130 mensen. Het was een bloedbad.

De volgende dag vertelde Cem zijn politiecontact over het gesprek van de vorige avond in Hildesheim. Het proces verbaal van zijn verslag bereikte zeer snel de hoogste rangen. Zo kwam het terecht in een geheime beoordeling van de situatie die de toenmalige minister van Binnenlandse zaken Thomas de Maizière (CDU) drie dagen later, op 17 november te lezen kreeg. Die avond moest de politicus een moeilijke beslissing nemen.

In Hannover zou een vriendschappelijke wedstrijd gespeeld worden door het Duitse nationale elftal. Van een Franse geheime dienst hadden de Duitse autoriteiten een waarschuwing gekregen voor een aanslag op die wedstrijd. Daarbij kwamen nu de dreigend klinkende berichten van de informant Murat Cem.

Hij meldde aan de politie: ‘Anis maakt op mij een zeer radicale indruk, hij wil absoluut strijden voor zijn geloof.’ Het was 24 november, nog geen twee weken na de aanslag in Parijs en ruim een jaar voordat Amri in Berlijn dood en verderf zou zaaien.

De minister van Binnenlandse Zaken vloog naar Hannover en de interland werd afgelast. De precieze reden waarom hield hij voor zich. ‘Een deel van het antwoord zou de bevolking verontrusten,’ zei De Maizière. Het was een raadselachtige uitspraak die bang maakte, in plaats van gerust te stellen.

De Maizière bedoelde waarschijnlijk dat er midden in Duitsland een islamistische cel bestond die door de politie in staat werd geacht tot een aanslag zoals die in Parijs. ‘Ze hebben de verdachten meteen gearresteerd,’ zegt Cem. ‘Maar ze konden niets tegen ze bewijzen. Helemaal niets.’

‘Iets voor Allah doen’

Op de avond van de afgelaste voetbalwedstrijd ontmoette de informant de islamist Amri voor het eerst. Cem reed hem met de auto van het Hauptbahnhof in Duisburg naar de moskee van Boban S. in Dortmund; ook Bilan Ö. uit Dinslaken was er bij.

Maar Cem kon aanvankelijk nauwelijks met Amri praten, zoals zijn contactman verklaarde. De Tunesiër sprak bijna alleen Arabisch, wat Cem niet beheerste. Daarom was Bilal Ö nodig als tolk. Amri wilde graag ‘hier iets doen’, zei Ö. Cem keek Amri aan. De Tunesiër knikte bevestigend. Cem meldde het na de ontmoeting aan zijn contactman, die er een verslag van schreef.

Een week later zaten de drie weer in Cems Toyota. Deze keer gebruikten ze een vertaalapp op het mobieltje om elkaar te verstaan. Cem wilde de twee islamisten uit hun tent lokken. Daarom mompelde hij dat ook hij in Duitsland absoluut ‘iets wou doen’. Zo herinnert hij zich die rit.

Om geloofwaardig te zijn tussen de extremisten moest Cem zich ‘steeds bereid tot een aanslag’ tonen. Dat had de politie hem opgedragen. Maar opdat hij de dunne grens met uitlokking van een strafbaar feit niet zou overschrijden, hadden de ambtenaren hem de volgende formulering voorgesteld: hij zou zich principieel bereid verklaren ‘iets voor Allah te doen in Duitsland’. Cem vond dat te gecompliceerd, te gekunsteld. Hij improviseerde. En Amri hapte.

De Tunesiër vertelde vrijmoedig over een kalasjnikov die hij ‘voor 1500 euro in Napels’ kopen kon, een ‘Russisch fabricaat’. Als Murat dat geld had, konden ze meteen naar Italië rijden. ‘Daar moet ik even over nadenken, maar klinkt goed,’ antwoordde Cem. Hij wilde tijd winnen, om die heikele missie met zijn contactman te bespreken.

Weer een week later zaten ze opnieuw in de auto van de spion. Anis Amri hield Cem een blauw paspoort onder zijn neus, zo herinnert de informant zich nu, en zo staat het in het verhoor van toen. Met dat document zou hij naar Frankrijk rijden om kalasjnikovs te halen, zei Amri. Hij wilde in Duitsland aanslagen plegen in naam van Allah. Ze konden ook samen naar Parijs rijden. Hij kende daar broeders van wie ze wapens zouden krijgen, aldus Amri.

Cem was heel alert: was dit eindelijk de mogelijkheid om de gewelddadige Tunesiër te laten arresteren? Met een methode die hij als informant vaak had gebruikt – een schijnaankoop van illegale waar? Opnieuw rekte Cem tijd: hij zou voorbereidingen moeten treffen. Toen sprak hij met zijn politiecontact.

Maar de politie wilde zijn wens niet honoreren. Het was allemaal te riskant, zeiden ze, en het zou in het buitenland spelen, waar andere wetten zouden gelden. Ze herinnerden Cem eraan op wie hun aandacht gefocust was: Abu Walaa, de vermoedelijke IS-man, niet Anis Amri.

‘Ik heb hun gezegd: Kom, laten we dat doen, laat mij met die Amri de wapens gaan kopen,’ zegt hij. ‘Maar ze wilden het niet.’ Het Landeskriminalamt (LKA) Nordrhein-Westfalen diende wel een verzoek in om Anis Amri’s telefoon af te luisteren.

Tegelijk veranderde de verhouding tussen de spion en de radicale Tunesiër. Via Messenger vroeg Amri zijn nieuwe kennis plotseling of hij een politiespion was. Was Cem ontdekt? Paniek, angst. De politie overwoog hem uit het milieu te laten verdwijnen. Maar het lukte Cem snel om de verdenking tegen hem te ontkrachten.

De politie wist echter niet goed hoe ze met Amri moest omgaan. Als ze tegen hem zouden optreden, zou hun informant ontmaskerd kunnen worden, en die hadden de beschermers van de staat absoluut nodig voor het grote proces tegen Abu Walaa en zijn vrienden.

In plaats van een potentiële terrorist zagen de rechercheurs eerder een doorsnee drugsdealer in hem. Dat was een rampzalige misvatting

Het Landeskriminalamt en de procureur-generaal besloten tot een compromis: om hun waardevolle informant te beschermen, verzochten ze de binnenlandse veiligheidsdienst om een zogeheten ‘Behördenzeugnis’ te schrijven. Dat moest het spoor naar VP01 verhullen en tegelijk de gevaarlijkheid van Amri onderstrepen.

In dat document heette het, dat de veiligheidsdienst beschikte over ‘onbevestigde aanwijzingen’ voor het volgende scenario: Anis Amri zou ‘offensief proberen personen aan te werven als deelnemer aan islamistisch gemotiveerde aanslagen in het gebied van de Bondsrepubliek. Hij is van plan zich te bewapenen met automatische wapens van het type AK 47, die hij via contactpersonen in het Franse islamistische milieu zou kunnen aanschaffen.’

Niet geheel vrij van interpretatie

Anis Amri bracht intussen veel tijd door in Berlijn. De procureur-generaal daar wilde geen gerechtelijk onderzoek tegen hem beginnen. Men vond dat het document van de veiligheidsdienst te weinig houvast bood.

Ook in het Bundeskriminalamt (BKA) waren de ambtenaren sceptisch. Het scenario van een aankoop van Kalasjnikovs beoordeelden zij als ‘veeleer uit te sluiten’ – en daarin zouden ze gelijk krijgen. In 2016 doodde Amri niet met geweren maar met een pistool en een vrachtwagen. Dat gevaar had het BKA weer niet voorzien. Pas na de Berlijnse aanslag veranderde de overheid haar analysemethoden om het potentiële gevaar van islamisten beter te kunnen inschatten.

De strafrechtspecialisten van het BKA leken de waarschuwingen uit Düsseldorf principieel niet te vertrouwen. De ‘door de informant geschetste plannen voor een aanslag’ van Amri waren tot dusver ‘anders op geen enkele wijze’ te bevestigen, heette het in een als ‘geheim’ geclassificeerde notitie van 4 februari 2016. Bovendien was er sprake van een taalbarrière tussen informant en islamist, zodat hun communicatie mogelijk ‘niet geheel vrij is van interpretaties door de informant’.

Heel anders was de inschatting van het Landeskriminalamt van Nordrhein-Westfalen en de procureur-generaal bij het hoogste federale gerechtshof. Zij waren absoluut overtuigd door hun VP01. In een document hielden de Düsseldorfer ambtenaren vol dat er ‘ook na intensief onderzoek geen plausibele redenen te vinden zijn die voor de bron aanleiding zouden kunnen zijn om onwaarheden te zeggen’.

Achter deze regels gingen ook strategische overwegingen schuil. Cems verklaringen waren hard nodig voor het onderzoek tegen Abu Walaa en zijn kameraden-haatpredikers. Een informant die door het BKA als opschepper beschouwd werd, zou catastrofaal geweest zijn voor de zaak.

Om de twijfel aan Cems geloofwaardigheid uit de weg te ruimen, stelde het BKA voor om de informant van microfoons te voorzien om alle gesprekken te kunnen vastleggen. Cem stemde ermee in, maar zijn contactmannen uit Nordrhein-Westfalen wezen het af: dat was te gevaarlijk, Cems leven zou op het spel staan.

‘Hij is alleen maar bezig met Allah en met zichzelf. Je zou haast denken dat hij een zekere manier zoekt om in het paradijs te komen’

De strijd tussen de autoriteiten over de vraag hoe gevaarlijk Amri, en hoe geloofwaardig de informant in diens buurt was, verhevigde. Op 23 februari 2016 kwam het tot een crisisberaad in Karlsruhe. Vertegenwoordigers van de procureur-generaal van het hoogste gerechtshof waren er, ambtenaren van het LKA van Nordrhein-Westfalen, van het BKA, en een opsporingsambtenaar uit Niedersachsen. Meerdere deelnemers beschreven de discussie als ‘verhit’, sommigen zeiden dat het ‘luidruchtig’ was geweest.

Uiteindelijk trokken de procureur-generaal en het LKA Nordrhein-Westfalen aan het langste eind. In een notitie was sprake van ‘de absolute betrouwbaarheid van VP01’. Murat Cems meldingen werden nu officieel als ‘plausibel’ beoordeeld.

Tegelijkertijd werden de aanwijzingen voor de bereidheid van Amri om een aanslag te plegen steeds sterker. Op het internet had de Tunesiër jihadwebsites opgezocht en handleidingen gelezen voor de vervaardiging van buisbommen.

Voor de opsporingsambtenaren van het LKA in Düsseldorf stond daarmee vast dat Amri een plan voor een aanslag uitwerkte. Ze schreven aan de procureur-generaal en drongen aan op het starten van gerechtelijk onderzoek wegens de voorbereiding van een zware, staatsgevaarlijke gewelddaad.

Karlsruhe droeg de zaak over aan de procureur-generaal in Berlijn. Deze opende inderdaad een onderzoek wegens poging tot deelname aan een levensdelict. Maar het onderzoek van de Berlijnse politie leverde niets op, en algauw werd Amri ook niet meer gevolgd. In plaats van een potentiële terrorist zagen de rechercheurs eerder een doorsnee drugsdealer in hem. Dat was een rampzalige misvatting. De waarschuwingen van de informant gingen ten onder in de warboel van de bevoegde autoriteiten.

Murat Cem. Still uit de film van Spiegel TV.
Murat Cem. Still uit de film van Spiegel TV.

Murat Cem en Anis Amri waren in de loop van de maanden nader tot elkaar gekomen. Ze sliepen samen in de moskee van Dortmund, rug aan rug, hoofd naast hoofd in een kleine ruimte. Cem reed met Amri naar Hildesheim, naar de moskee van Abu Walaa. In februari 2016 viel hem op hoe zwijgzaam de Tunesiër was. Amri maakte een in zichzelf gekeerde indruk. Hij luisterde naar islamitische gezangen en keek naar predikers op Youtube.

Was dat de stilte voor de storm? Bereidde Amri zich voor op een aanslag? ‘Hij is alleen maar bezig met Allah en met zichzelf. Je zou haast denken dat hij een zekere manier zoekt om in het paradijs te komen,’ waarschuwde Cem zijn contactman, en hij meldde dat Amri in de komende dagen naar Berlijn wilde reizen.

De ambtenaren van de veiligheidsdienst in Düsseldorf alarmeerden hun collega’s in de hoofdstad. Ze deden het verzoek Amri te schaduwen, maar in geen geval te controleren. Men vreesde dat Amri wantrouwig zou worden en Cem, zijn vermeende vriend, ervan zou verdenken zijn reis te hebben verraden.

Maar nauwelijks was Amri in Berlijn uit de Flixbus gestapt, het was 18 februari 2016, of Berlijnse agenten spraken hem aan met zijn naam en controleerden hem. Voor Amri was er geen twijfel mogelijk: de politieagenten hadden hem opgewacht. Hij was gewaarschuwd en alarmeerde meteen zijn geloofsbroeders in Dortmund. Nu kon het heel gevaarlijk worden voor Cem.

Zijn contactmannen troffen hun informant in een McDonalds-restaurant in de buurt van het LKA in Düsseldorf. Hij herinnerde zich later niet meer de termen die ze gebruikten voor hun collega’s in Berlijn. De uitdrukkingen ‘idioten’ en ‘Scheisse’ zullen wel gevallen zijn.

Groot gevaar

Hij verkeerde nu in groot gevaar, zei een politieagent tegen Cem. Tenslotte had de spion vlak voor de controle nog met hem gebeld om te vragen wanneer Amri in Berlijn zou zijn. Waarschijnlijk was de Tunesiër er nu van overtuigd dat Cem werkte voor de autoriteiten. De informant probeerde er niet over na te denken. Hij was er zonder meer van overtuigd dat hij zich ‘overal uit kon kletsen’.

Anis Amri had intussen andere zorgen. De Berlijnse politie had zijn mobieltje in beslag genomen. Hij verzocht Cem een nieuwe voor hem te kopen. De informant hielp hem graag – en leverde de politie meteen de gegevens ervan, om Amri verder te kunnen afluisteren. Amri toonde geen tekenen van argwaan, integendeel: de vriendschap tussen de mannen verdiepte zich.

In de nacht van 23 op 24 februari 2016 reed Cem zijn ‘broeder’ Amri naar Berlijn. Ze vertrokken laat in de avond, na het nachtgebed in de Dortmunder moskee. Cem achter het stuur, Amri op de bijrijdersstoel. Hij had een zwarte rugzak bij zich.

Na een koffie in een Raststätte foeterde Amri over de salafistenprediker Abou-Nagie en zijn ‘Lees!’-project. Je mocht de ongelovigen niet bekeren, je mocht nooit met ze spreken. Ze doodden iedere dag moslims, daarom moest hij ze doden.

Amri trok een zwarte doek over zijn hoofd, en liet alleen de ogen vrij. Hij zag er nu uit als een van die IS-strijders. Cem huiverde, maar hij zweeg. In de vroege morgen bereikten ze hun doel, de Fussiletmoskee in Berlin-Moabit. De gebedsruimte aan de Perleberger Strasse was een berucht trefpunt van tot gewelddadigheid geneigde islamisten in de hoofdstad.

De deur was niet gesloten. Beiden verdwenen in het gebouw en probeerden wat te slapen. Later ging Cem de deur uit om een sigaret te roken. Toen hij terugkwam, had Amri het traditionele gewaad van een imam aangetrokken. Hij speelde nu de voorbidder.

Zonderlinge scène

Wat een zonderlinge scène: ’s morgens om zes uur verrichtten de man die nog in datzelfde jaar de ergste islamistische aanslag in de Duitse geschiedenis zou plegen en de undercoveragent die elke islamistische aanslag wilde verijdelen, samen het ochtendgebed. Daarna ontbeten ze.

Het was intussen voorjaar geworden in het jaar 2016. De pogingen van het LKA van Nordrhein-Westfalen om het probleem Amri de baas te worden, waren mislukt. Noch een uitzetting naar Tunesië, noch de poging om hem wegens uitkeringsfraude in voorlopige hechtenis te nemen, waren geslaagd.

Toen Amri zich steeds vaker in Berlijn ophield, stelde Cem zijn politiecontacten voor om ook naar de hoofdstad te verhuizen. Hij wilde bij Amri in de buurt blijven, zegt hij. Cem achtte de Tunesiër levensgevaarlijk en tot alles in staat. Amri had het hem zelf gevraagd, aldus de informant. Maar de politie was er tegen en herinnerde de spion aan zijn belangrijkste opdracht: het bespioneren van Abu Walaa en diens kring. Amri was nu een probleem voor Berlijn, zei een van de agenten.

De definitieve punt achter zijn betrekkingen met Amri zette Cem echter zelf. Amri had zich op 30 april bij hem gemeld en gevraagd om een gesprek. ‘Ik heb een heel belangrijke zaak voor u’, schreef Amri in een telegram. ‘Iets goeds?’ vroeg Cem. Hij voegde een smiley toe aan zijn berichtje. ‘Waarom lacht U? Stuk stront!’ schreef Amri terug. En toen het bekende verwijt dat Cem een politiespion was, een huichelaar. ‘Waarom zeg je dat?’ schreef de informant terug. ‘Wat is er gebeurd? Wat moet dat betekenen?’ Amri was zelf een huichelaar, voegde hij eraan toe. ‘Je bent zelf een klootzak.’

Mogelijk was Amri erachter gekomen dat Cem in een zwak moment met een andere salafist over de Tunesiër geroddeld had, over zijn agressiviteit en zijn gebrek aan plannen.

‘Jij bent een smerige huichelaar!’ ging Amri tekeer. ‘Als ik jou zie, ik slacht jou af, begrijp jij! Pffoe, ik vervloek jouw moeder!’ Schreef hij aan Cem. ‘Hoerenzoon, zwijn! Jij bent varken. Kom mij opzoeken in Dortmund. Ik ben in Dortmund. Ben jij man, kom hier!’

Ze zagen elkaar nooit weer. Zo verloor ook de politie het contact met Anis Amri. De terrorist werd vier dagen na de aanslag in Italië op de vlucht neergeschoten. En voor Cem kwam er een einde aan zijn tijd met de islamisten.

Op 10 augustus 2016 doorzocht de politie de moskee en de woning van de prediker Abu Walaa. Daags tevoren had ze haar spion uit het milieu teruggetrokken.

‘Ik wil jullie vandaag vertellen over een spion die zijn religie voor een paar euro heeft verkocht’

Voor Abu Walaa was het snel duidelijk wie hem verraden had. In een kanaal op Telegram deed hij een oproep om Murat Cem te vermoorden. ‘Ik wil jullie vandaag vertellen over een spion die zijn religie voor een paar euro heeft verkocht,’ zei hij.

De politie bracht Cem en zijn gezin onder in een getuigenbeschermingsprogramma, maar dat ervoeren ze als een kooi. Ze kwamen terecht in een onbekend provinciestadje, waar niet veel te beleven viel. ‘Jullie nemen me mijn leven af,’ zei Cem tegen de politieambtenaren. Langzaam verloor hij het contact met de politie. In september 2016 belde hij met zijn voormalige contactman. Die werkte intussen voor de veiligheidsdienst in Krefeld en zei dat hij nu aan de zaak Amri moest werken. ‘Pas goed op voor die man!’ zei Cem, en herhaalde zijn eeuwige mantra: Hij is echt gevaarlijk.’

Murat Cem maakt zich nog altijd zware verwijten. ‘We hadden hem kunnen stoppen,’ zegt hij, ‘maar we hebben het niet gedaan.’ Had hij misschien op eigen gelegenheid met Amri naar Berlijn moeten gaan, tegen alle instructies in?

‘Niet de prins’

Cem voelt zich nu in de steek gelaten in het getuigenbeschermingsprogramma. ‘In het begin was het oké, de ambtenaren toonden interesse voor mij en mijn gezin,’ zegt Cem. Maar toen hij problemen kreeg en het niet goed met hem ging, had hij geen hulp gekregen. Er waren steeds vaker conflicten. Hij was ‘niet de prins’, hadden de ambtenaren hem gezegd, aldus Cem. Hij had zijn leven gewaagd voor de politie. ‘En is dit de dank?’

De berichten volgens welke zijn voormalige islamistische companen en hun advocaten hem aanduidden als ‘agent provocateur’, als iemand die in opdracht van de staat strafbare daden had uitgelokt, hebben hem pijn gedaan, zegt Cem.

Van de 50.000 euro die hij voor zijn operatie onder de islamisten als beloning zou krijgen, is nauwelijks iets over. Met dat geld hebben de ambtenaren van het beschermingsprogramma Cems schulden betaald.

In 2018 kwam hij weer in moeilijkheden. Een expediteur en de eigenaar van een pakketdienst beschuldigden hem ze bestolen te hebben. Het ging om duizend liter diesel die verdwenen waren en om een e-bike. Omdat hij de diefstallen voor de rechter toegaf, kwam Cem er met een voorwaardelijke straf vanaf. Het was weer net als vroeger, in ‘het dal van de lange messen’: Murat Cem, de kleine crimineel.

De ooit blijkbaar in het vooruitzicht gestelde Duitse paspoorten voor hem en zijn vrouw, gingen plotseling toch niet door

De ooit blijkbaar in het vooruitzicht gestelde Duitse paspoorten voor hem en zijn vrouw, gingen plotseling toch niet door. Beiden wonen als getolereerde Turken in de Duitse provincie. ‘Op dit moment heb ik een tamelijk rampzalig leven,’ zegt hij.

Murat Cem heeft begrepen dat hij waarschijnlijk nooit meer als informant voor de politie zal werken. Hij kan maar moeilijk wennen aan die gedachte. ‘Ooit zou ik graag eens de man leren kennen die besloten heeft mijn leven uit te doven,’ zegt Cem als het hem slecht gaat.

Maar die man bestaat niet. Zijn tijd als spion eindigde omdat VP01 door de aanslag van Anis Amri een politiek gegeven werd, ondervraagd door onderzoekscommissies, gezocht door de pers. Geen enkele overheidsinstantie wil haar vingers aan hem branden.

Als het Murat Cem goed gaat, hoopt hij ondanks alles om ooit en ergens weer als informant te kunnen werken. Jagen op misdadigers, dat was toch het mooiste.

Auteurs: Jörg Diehl, Roman Lehberger en Fidelius Schmid

Jörg Diehl, Roman Lehberger, Fidelius Schmid, Undercover. Ein V-mann packt aus verscheen op 11 mei als Spiegel -boek

Der Spiegel
Duitsland | weekblad | oplage 840.000

Een belangrijk onderzoekstijdschrift, opgericht in 1947 en uiterst onafhankelijk, dat verscheidene politieke schandalen aan het licht heeft gebracht.

Dit artikel van Jörg Diehl, Roman Lehberger, Fidelius Schmid verscheen eerder in Der Spiegel.
Recent verschenen