Waarom vet goed voor ons is

© Mirrorpix / Mirrorpix via Getty

P.M. Magazin

| Hamburg | Anke Sparmann | 02 november 2021

Vet, het weefsel dat mensen wanhopig en met alle mogelijke middelen onder controle proberen te krijgen, reguleert zich zelfstandig. Recent onderzoek ondersteunt de gedachte dat het hier om een fascinerend orgaan gaat – het grootste zelfs in het menselijk lichaam.

Wanneer een gemiddeld geproportioneerd mens in de spiegel kijkt, zou het oordeel over wat hij of zij ziet ongeveer als volgt kunnen uitvallen: achterwerk? Te groot. Heupen? Veel te breed. En geen gezicht, dat over de broeksband welvende buikspek.

Je mag het jammer vinden, te ontkennen valt het niet: in een samenleving die een slanke lijn als ideaal ziet, worstelen zelfs mensen met een normaal gewicht met hun rondingen. De strijd tegen het lichaamsvet voltrekt zich in de sportcentra en leidt tot een obsessief tellen van calorieën. Tal van adviseurs verdienen er hun brood mee. Ruim 200 miljard euro per jaar zet de afslankindustrie wereldwijd om met het vooruitzicht om, uiteindelijk, als overwinnaar uit die strijd tevoorschijn te komen.

Daarentegen hoor je maar weinig over de vraag: wie is die vijand nu eigenlijk precies? Welke rol speelt het gevreesde vet in het lichaam, heeft het ook goede kanten? Of is het simpelweg zo dat de natuur ons met kussentjes heeft uitgerust, alleen maar om ons te ergeren?

Vet zit haast overal in ons lichaam, van top tot teen

Wisseling van perspectief. Hetzelfde weefsel, ditmaal bezien vanuit de visie van de wetenschap. Wanneer experts naar het veel gesmade vet kijken, zien veel van hen geen frustratieverwekkers. Eerder ondersteunt recent onderzoek de gedachte dat het hier om een fascinerend orgaan gaat. Complex, zelfstandig, het grootste zelfs in het menselijk lichaam.

DO 2 1
Vet, het weefsel dat mensen wanhopig en met alle mogelijke middelen onder controle proberen te krijgen, reguleert zichzelf helemaal.

Net als hart, lever, longen, hersenen en huid bestaat lichaamsvet uit verschillende gespecialiseerde cellen. En evenals andere organen vervult het weefsel vitale functies. Of we ons bijvoorbeeld hongerig voelen of juist verzadigd, ons moe op de bank willen laten vallen of juist een tandje bijzetten: de signalen hiertoe komen voort uit het vetweefsel. Het is de boekhouder van onze krachten, die er zorgvuldig op toeziet dat energiereserves en -verbruik met elkaar in evenwicht zijn.

Vet zit haast overal in ons lichaam, van top tot teen. De ogen liggen bijvoorbeeld in met vet bedekte kassen. Vet bekleedt de inwendige organen en omhult de darmen. Vetkussentjes zitten onder de bal van de voet en de hiel, waar zij de schokken van hardlopen of springen dempen.

Het lichaamsvet beschermt de allerkleinsten al tegen afkoeling, want pasgeborenen kunnen zichzelf nog niet door spiertrilling warmhouden. Hun babyspek bestaat uit gespecialiseerde bruine vetcellen, die calorieën kunnen omzetten in warmte. Datzelfde vermogen van bruin vet helpt beren door de winterslaap.

Gevaarlijk bezinksel

Sterk bewerkte levensmiddelen bevatten dikwijls veel transvetten. Die ontstaan wanneer plantaardige oliën industrieel worden gehard of langdurig verhit, zoals bij het frituren van patat. Transvetten bevorderen vermoedelijk gevaarlijke bezinksels in de bloedvaten.

Naast die beschermingsfuncties heeft lichaamsvet de taak om overtollige energie op te slaan. Hiervoor zijn de witte vetcellen verantwoordelijk. Zij vormen het eigenlijke vetweefsel, een weke, geelwitte massa die lijkt op de vetrand aan een biefstuk. Het zit vooral in de billen, rond het midden van het lichaam en met name bij vrouwen ook bij de dijen.

Een gezonde volwassene met een gewicht van 70 kilo bestaat voor ongeveer 14 kilo uit zulk opgeslagen vet. Dat komt zegge en schrijve overeen met 131.600 kilocalorieën. Als we ervan uitgaan dat vrouwen dagelijks ongeveer 2000 kilocalorieën verbranden en mannen circa 2500, dan slaat hun vetweefsel genoeg energie op om ongeveer twee maanden lang zonder voedsel te kunnen.

Die cijfers zijn afkomstig van Mariette Boon en Liesbeth van Rossum, twee Nederlandse artsen en auteurs van het boek Vet belangrijk. Eeuwenlang zag de wetenschap vetweefsel alleen als een soort isolerende deken, schrijven zij, maar ‘niets is minder waar’.

Vet als orgaan

Het geheime leven van vet als orgaan kwam in de jaren tachtig aan het licht. Onderzoekers ontdekten dat vetcellen transmitterstoffen produceerden. Inmiddels zijn ruim honderd van zulke adipokines vastgesteld, waaronder hormonen die het vetweefsel afstaat aan lymfe- of bloedbaan om met andere ver weg liggende organen te communiceren. Die uitwisseling heeft vaak als functie het reguleren van de energiehuishouding van het lichaam. Zoals zo vaak in de wereld van de biologie spelen terugkoppelingsmechanismen daarbij een sleutelrol. 

Iedereen die thuis de verwarming regelt met een thermostaat, is ermee bekend: wanneer de kamertemperatuur onder een tevoren ingestelde waarde zakt – zeg 20 graden Celsius – slaat de verwarming aan. Zodra de thermostaat vervolgens de gewenste temperatuur meet, schakelt de verwarming zichzelf weer uit.

In het menselijk lichaam zorgt een hormoon ervoor dat de vetreserve niet drastisch toeneemt of al te snel afneemt. Dat hormoon heet leptine, het wordt aangemaakt door het vetweefsel. Wanneer het vetgehalte van het lichaam groeit, produceert het evenredig meer leptine. Via het bloed bereikt de transmitterstof de hersenen. Bij een hoog leptineniveau geven de hersenen het lichaam een gevoel van verzadiging. Tevens ontstaat er een subjectieve ervaring van energie: we worden actief, fietsen naar het werk of laten de hond uit. Als we een tijdje druk bezig zijn, spreekt het lichaam zijn reserves aan: in de vorm van vetzuren worden de in de vetcellen opgeslagen calorieën afgestaan aan de bloedbaan en naar het om energie vragende lichaamsdeel getransporteerd.

In Duitsland is bijna 70 procent van de mannen en de helft van de vrouwen te zwaar

Als we ons vervolgens zo hebben ingespannen, dus een deel van de vetopslag hebben verbrand, daalt het leptineniveau in het bloed. We krijgen trek en de stofwisseling neemt af. Tijd om tot rust te komen en te eten. En om tot je door te laten dringen dat vet, het weefsel dat mensen met alle mogelijke middelen onder controle proberen te krijgen, zich helemaal zelf reguleert.

Normaal gesproken althans. In Duitsland is bijna 70 procent van de mannen en de helft van de vrouwen te zwaar. Een op de vier volwassenen heeft zelfs een body mass index (BMI) van boven de 30 en geldt daarmee als obees, zwaarlijvig. Wereldwijd gaat het inmiddels naar schatting van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) om meer dan 650 miljoen mensen.

De meeste mensen met obesitas, onder wie steeds meer kinderen en jongeren, delen een probleem: bij hen functioneert de natuurlijke hongerbedwinger leptine niet goed. Hoe komt dat?

Je zou kunnen denken dat zij een tekort aan leptine hebben; hun vetweefsel, hoewel in overvloed voorhanden, produceert het hormoon niet, dan wel in onvoldoende mate. Maar, zo wijzen studies uit, er circuleert voldoende leptine in hun bloed. Het probleem ligt kennelijk niet bij de zender, het vetweefsel, maar bij de ontvanger. De hersenen pakken de boodschap niet op en zetten die dus ook niet om in een gevoel van verzadiging. Met als gevolg dat mensen met obesitas voortdurend honger ervaren.

Leptineresistentie

De diagnose luidt: leptineresistentie. Proeven met laboratoriummuizen tonen aan dat het niet het hoge leptineniveau in het bloed is dat de hersenen ongevoelig maakt voor het hormoon, maar dat de oorzaak eerder in de voeding zelf lijkt te liggen. Verdachte bij de mens is alles wat vet en zoet is: patat, chips, slagroomtaart, chocola. Opnieuw met dierproeven legde een onderzoeksteam van de Universiteit van Californië in San Diego recentelijk het hieraan ten grondslag liggende mechanisme bloot: vetrijk gevoerde muizen produceerden een enzym genaamd MMP-2, dat de leptinereceptoren aan de buitenkant van de zenuwcellen in de hersenen aantast. De leptine kan zich daardoor niet meer hechten aan de neuronen, en dus wekken die geen gevoel van verzadiging meer op.

Medicijnen of therapieën die de leptinesensitiviteit van de hersenen herstellen, zijn er momenteel nog niet. Blijkens recent onderzoek naar obese mensen op dieet leidt gewichtsverlies weliswaar tot normalisering van de leptineproductie, maar het subjectief ervaren van eetlust blijven zij houden.

Wanneer de zaken eenmaal uit balans zijn geraakt, dreigt de weegschaal steeds meer kilo’s aan te geven. Als geen ander weefsel bezit lichaamsvet het vermogen om in omvang te groeien. Eerst worden de bestaande cellen groter; zij bevatten vetzuren die ons lichaam gebruikt als energieopslag voor de lange termijn, in de vorm van dicht opeengepakte triglyceriden. Als er te weinig cellen zijn om de vetvoorraden op te slaan, ontstaan er nieuwe vetcellen – die overigens, alle diëten en duurlopen ten spijt, een leven lang niet meer zullen verdwijnen.

Net als overgewicht verstoort ook een te laag gewicht de processen in ons lichaam

Rampzalig genoeg slaan vetten die geen plek meer vinden in een cel neer op andere plekken in het lichaam. Daar vallen ze het immuunsysteem aan en veroorzaken op die manier infecties. Die zijn op hun beurt weer verantwoordelijk voor het ontstaan van tal van ziektes, waaronder diabetes type 2, astma, gewrichtsontstekingen, kanker en hart- en vaatziektes.

Wie nu denkt dat je dan toch beter dun kunt zijn, vergist zich. Net als overgewicht verstoort ook een te laag gewicht de processen in ons lichaam. Als gevolg van een tekort aan vetweefsel worden er te weinig hormonaal werkzame signaalstoffen aangemaakt, met als mogelijk gevolg onvruchtbaarheid. Zo blijft, zoals bekend, bij heel magere vrouwen en meisjes vaak de menstruatie uit. Op het eerste gezicht is de oorzaak gewoon een tekort aan oestrogeen, het vrouwelijke geslachtshormoon. Bij nader inzien blijkt echter een hele signaalketen in het lichaam niet goed te functioneren – om biologisch begrijpelijke redenen.

Een baby uitdragen, ter wereld brengen en zo mogelijk voeden vergt veel kracht van de moeder. Voordat de hersenen de productie van oestrogenen verordenen waardoor menstruatie en zwangerschap pas mogelijk worden, inspecteren zij de energetische toestand van het lichaam. Zijn er genoeg reserves? Hoe hoog is het vetgehalte van het lijf? Informatie daarover komt eens te meer van het hormoon leptine, de vetsituatiewijzer.

Kortom: smalle heupen, een platte buik en een achterwerk dat in een XS-broek past zijn kennelijk ook al geen garantie voor geluk, energie en gezondheid. Helaas.

Vet verbranden in de kou

In 2009 werden voor het eerst in de nek- en schouderstreek bij volwassenen ophopingen van bruine vetcellen aangetoond. Die functioneren als een kachel: wanneer de lichaamstemperatuur daalt, verbranden de cellen in hun mitochondriën olieachtige lipiden en produceren ze zo warmte. Onderzoekers rekenden uit dat ons lichaam jaarlijks 4 kilo vet extra kan verbranden wanneer de hoeveelheid bruin vet met slechts 50 gram wordt vergroot. En ze ontdekten dat het eiwit PRDM16 de groei van bruine vetcellen stimuleert. Maar daaruit ontstond tot nog toe geen preparaat voor een mogelijke therapie. In de VS proberen aanhangers van een beweging hun bruine vetcellen ruw te activeren: ’s ochtends in T-shirt een wandeling in de kou, kamertemperatuur maximaal 16 graden en ’s avonds een ijskoud bad. Maar de werking van dit thermal diet is niet wetenschappelijk bewezen.

Recent verschenen