Johannes Vermeer inspireerde de Amerikaanse dichter Michael White niet alleen tot poëzie en proza, maar bracht hem ook weer bij zinnen na een destructieve scheiding.
Dat iemand, alleen met wat verf, iets kon maken dat zo lichtgevend en zo prachtig was

Rondleiding
‘Liefde: hoe kan ik dat gevoel zijn vergeten? De ogenblikkelijke, gepassioneerde blik die me begrijpt en waarin beschuldiging noch vergiffenis ligt.
De lieftallige genegenheid in haar lichtbruine iris, de verrukkelijke erotiek van haar lippen, haar mond.’
Het probleem was dat ik nog nooit een Vermeer in het echt had gezien. Michael was bereid me rond te leiden langs de schilderijen die in New York hangen. Er zijn er acht: drie in de Frick Collection en vijf in het Metropolitan Museum of Art. We gingen ze allemaal bekijken. We begonnen in de Frick
Gallery met De soldaat en het lachende meisje, waarop een militair in uniform en een jonge vrouw aan een kleine tafel in de hoek van een kamer bij een raam zitten. Michael legde uit dat dit waarschijnlijk bedoeld was als een tafereel in een bordeel, een genre dat populair was in de tijd van Vermeer. Hij wees op de uitgestrekte hand van de vrouw die op tafel rust, open alsof ze op betaling wacht. En toch past het schilderij niet echt in die context. De vrouw draagt een keurige, witte, linnen muts die haar haren bedekt, en haar gezicht gloeit duidelijk op in het flauwe, indirecte licht dat door het raam valt. Haar ogen zijn op de soldaat gericht en haar uitdrukking is kalm maar intens gelukkig.
‘Kijk haar toch,’ zei Michael. ‘Ze is verliefd.’ De soldaat is evenmin de vrolijke pierewaaier die je op een typisch schunnig schilderij zou verwachten. Hij neemt de voorgrond in beslag, zit met zijn rug naar de kijker toe en streelt met één hand over zijn kin – ingetogen en niet op zijn gemak. Hij lijkt het meisje in te schatten, of misschien schat hij zijn eigen plannen met haar in. ‘Het is bijna alsof hij een vervanger voor de kunstenaar is,’ zei Michael. ‘De kunstenaar die twijfelt aan zijn recht om de vrouw te schilderen.’
Een beeld van een bordeel dat weigert een beeld van een bordeel te zijn, emoties die niet voldoen aan de verwachtingen die we ervan hebben, die zich vermengen en ronddwarrelen – allemaal doortrokken van het meest verfijnde, donker opgloeiende licht: dit was de Vermeer die ik me herinnerde uit Michaels boek, maar dan met de vreemde kracht van een beeld dat voor je aan de muur hangt. Toen ik voor De soldaat en het lachende meisje stond, leek het me onmogelijk dat iemand, alleen met wat verf, iets kon maken dat zo lichtgevend en zo prachtig was.