Miljarden bankbiljetten zijn spoorloos. Waarom maakt niemand zich daar druk om?

© Matthew Chattle / Barcroft Media / Getty

The Economist

| Londen | Oliver Bullough | 08 maart 2022

In veel winkels kun je al niet meer met contant geld betalen, toch beleeft ouderwets papiergeld hoogtijdagen. De totale waarde van alle Britse bankbiljetten is in twintig jaar verdriedubbeld tot 75 miljard pond. Maar 50 miljard pond is van de radar verdwenen. Hoe is dat mogelijk?

In oktober 2020 kwam Tara Hanlon op een zaterdagavond met vijf koffers naar Heathrow. Toen de douane de jonge vrouw vroeg waarom ze zo veel bagage bij zich had, legde ze uit dat ze met vrienden naar Dubai vloog en nog niet wist welke kleren ze daar wilde dragen. Met haar lange haar, pronte lippen en geprononceerde wenkbrauwen had ze wel iets weg van Kim Kardashian, en ook haar uitleg was een diva waardig, maar de douanier nam er geen genoegen mee. 

Haar bagage werd doorzocht en bleek stapels bankbiljetten te bevatten (1.940.120 pond [ruim 2,3 miljoen euro] in totaal) die waren bestrooid met koffie, blijkbaar in een poging de snuffelhonden op een dwaalspoor te zetten. De politie gaf later een foto vrij van alle stapeltjes bankbiljetten naast elkaar op een tafel – de Britse vorstin staarde je vanuit alle hoeken aan. Het was de grootste inbeslagname van contant geld in Groot-Brittannië dat jaar.

Toen ik op mijn telefoon een melding kreeg over het nieuws van die vangst, had ik al in maanden geen bankbiljet meer in handen gehad. Ik was bijna vergeten hoe glad zo’n polymeren briefje van 10 in je vingers voelt. Sinds het begin van de lockdown accepteerden de winkels in mijn buurt, zoals in heel het land, alleen nog pinbetalingen, uit angst dat briefgeld het virus kon overdragen. Het aantal opnames uit geldautomaten kelderde tot ongeveer de helft van het aantal in 2019. Maar de daling van het gebruik van papiergeld is al ver voor de coronacrisis begonnen. Al sinds 2017 worden in Groot-Brittannië meer winkelaankopen betaald met pintransacties dan met contant geld. De pandemie heeft die trend alleen maar versneld.

GettyImages 1234215757 a
Tara Hanlon komt aan in Isleworth Crown Court, West-Londen, waar ze twee jaar en tien maanden gevangenisstraf kreeg nadat ze schuld bekende aan witwaspraktijken ter waarde van meer dan 5 miljoen pond. –  © Yui Mok / PA Images / Getty

Toch lijkt contant geld ook zonder de steun van saaie consumenten als ik zich nog prima te redden. Sterker nog, het beleeft hoogtijdagen. De totale waarde van alle Britse bankbiljetten die in omloop zijn is volgens de Britse Rekenkamer de afgelopen twintig jaar verdriedubbeld en bedraagt nu zo’n 75 miljard pond. 

Als je naar een verklaring voor die grote vraag naar contant geld zoekt, zijn daar weinig openbare gegevens over te vinden. Slechts een derde van die 75 miljard gaat om in het soort alledaagse transacties die de overheid kan vastleggen. De resterende 50 miljard zwerft ergens rond zonder dat men weet waarvoor het wordt gebruikt. ‘De Bank of England weet niet waar, door wie of waarvoor en lijkt er ook niet erg benieuwd naar,’ aldus Meg Hillier, voorzitter van een parlementaire commissie die zich onlangs boog over de toekomst van contant geld.

Er is 7000 dollar aan contant geld in omloop op elke Amerikaanse burger, en meer dan 4000 euro op elke ingezetene van de eurozone

Dat gebrek aan interesse beperkt zich niet tot de Bank of England. Nergens lijken centrale banken zich erg druk te maken om al die ontraceerbare biljetten. Alleen al in 2020 is de gezamenlijke waarde van alle papieren dollars die in omloop zijn met 16 procent gestegen en daarmee voor het eerst boven de 2 biljoen dollar gekomen, viermaal zoveel als twintig jaar geleden. Er is 7000 dollar aan contant geld in omloop op elke Amerikaanse burger, en meer dan 4000 euro op elke ingezetene van de eurozone. En toch wordt contant geld zowel in de VS als in Europa door de meeste mensen nauwelijks nog voor grotere aankopen gebruikt dan een kop koffie.

Dat de hoeveelheid contant geld zo is gegroeid terwijl er steeds minder geregistreerde betalingen mee worden verricht is een echte denkpuzzel, en zo kijken de meeste centrale banken er ook tegen aan. Af en toe komen ze met een speculatieve verklaring waarin weinig urgentie doorklinkt. Toch toont het geval van Tara Hanlon wel aan dat al die verdwenen bankbiljetten meer zijn dan alleen een rimpeltje in een abstract model. Volgens de Britse opsporingsdiensten vertegenwoordigt de vangst slechts een fractie van al het geld dat jaarlijks het land uit wordt gesmokkeld. Misschien is de echte vraag niet wat er met al dat contant geld gebeurt, maar waarom het de mensen die de geldpers bedienen zo onverschillig laat.

De eerste centrale bankier die erkende dat er met briefgeld iets vreemds aan de hand was, was Andrew Bailey in 2009. Nu is hij hoofd van de Bank of England, destijds was hij er hoofdkassier. Sinds 1853 staat op elk Brits bankbiljet de handtekening van de hoofdkassier, wiens taak het is ervoor te zorgen dat er in Groot-Brittannië genoeg geld in omloop is. Bailey verkeerde dus in een goede positie om te weten wat er gebeurde met al het geld dat er wordt gedrukt.

Elektronisch geld 

Contant geld stond in 2009 niet bovenaan het prioriteitenlijstje van de Bank of England. Na de kredietcrisis van 2007-2008 begonnen centrale banken aan een radicaal project om krediet goedkoop te houden, de zogenaamde kwantitatieve verruiming. Dat wordt vaak omschreven als het laten draaien van de geldpers, al wordt er niet daadwerkelijk geld bijgedrukt. In plaats daarvan scheppen de centrale banken elektronisch geld dat ze gebruiken om staatsobligaties en andere effecten op te kopen.

De kwantitatieve verruiming heeft een duizelingwekkende hoeveelheid nieuw geld in omloop gebracht, vooral sinds de pandemie: aan het begin daarvan injecteerde de Fed, de Amerikaanse centrale bank, zo’n 3 biljoen dollar in de economie. De toename van de hoeveelheid elektronisch geld is vele malen groter dan de stijging van het aantal gedrukte bankbiljetten, en is er verder niet zo relevant voor. Maar die toename van de hoeveelheid elektronisch geld verklaart misschien wel waarom zo weinig mensen zich druk maken om al dat briefgeld dat spoorloos is.

ANP 361063843g 1
Frank Grap, medewerker van het US Bureau of Engraving and Printing (BEP), haalt een vel gedeeltelijk bedrukte biljetten van twintig dollar 
uit de printer voor inspectie, Washington D.C.  © Karen Bleier / AFP

Al was er dan een financiële crisis en werden er overvloedige hoeveelheden elektronisch geld bij gemaakt, Bailey bleef ook verantwoordelijk voor de prozaïschere taken van de centrale bank. Alle grote centrale banken hebben een ‘elastische’ geldvoorziening, wat inhoudt dat ze de financiële instellingen zoveel contant geld laten opnemen of storten als zij of hun klanten willen. Een commerciële bank laat elektronisch geld bijschrijven in het grootboek van de centrale bank, die dat bedrag dan uitkeert in bankbiljetten die kunnen worden opgenomen in een geldautomaat of gedistribueerd naar geldwisselkantoren. Het doel is duidelijk: iedereen die wil, moet geld kunnen opnemen.

Historisch gezien was de Bank of England er altijd op gericht de vraag naar contant geld bij te benen (pas sinds de jaren zestig kunnen Britten met een creditcard betalen). De bank laat haar geld drukken door De La Rue, een particulier bedrijf dat voor verschillende landen geld drukt. Maar toen Bailey in 2009 een lezing gaf op een conferentie in Washington D.C., waren digitaal betaalverkeer en online-winkelen al zo gemeengoed geworden dat er voor de centrale banken een nieuw probleem leek op te doemen: wat moesten ze doen met het papiergeld waarnaar geen vraag meer was?

Dat was de vraag waarop Bailey voor zijn publiek van valutadeskundigen en centrale bankiers nader inging. Hij wees erop dat het aandeel van alle aankopen die cash werden betaald in twintig jaar tijd was gehalveerd. Maar hij had een verrassing in petto voor wat hij de ‘cash-is-doodlobby’ noemde: in diezelfde periode was de vraag naar contant geld ook gestegen. Hij noemde dat ‘de paradox van de bankbiljetten’.

Bailey had daar een tweeledige verklaring voor. Ten eerste had de kredietcrisis het vertrouwen in banken aangetast, betoogde hij, zodat veel mensen liever contant geld in huis hadden. En ten tweede groeide het aantal geldautomaten en was er meer briefgeld nodig om die gevuld te houden. Die verklaringen waren niet echt toereikend, want de toename van de hoeveelheid contant geld dateerde al van voor de explosieve groei van het aantal geldautomaten en van voor de kredietcrisis (al had die crisis de toename wel versneld). En vanuit ons huidige perspectief schieten ze helemaal tekort. In Groot-Brittannië is het aantal geldautomaten nu aan het dalen en de financiële crisis ligt alweer ver achter ons, maar zowel het aantal bankbiljetten in omloop als hun totale waarde groeit steeds sneller.

Elektronisch geld was alleen maar gedoe en het leverde niets op

De Amerikaanse centrale bank had zo zijn eigen kijk op de paradox: omdat de inflatie zo laag was, voelden burgers geen behoefte hun geld op de bank te zetten. Als het geld zijn waarde toch wel behoudt, waarom zou je dan de moeite nemen om de stad in te rijden en een stortingsformulier in te vullen? Daarnaast waren de rentetarieven al sinds 2008 ongekend laag, zo betoogde de Fed, dus spaarders waren er nauwelijks bij gebaat om geld op hun rekening te zetten: elektronisch geld was alleen maar gedoe en het leverde niets op.

Die twee verklaringen pasten mooi bij elkaar en klonken ongetwijfeld overtuigend voor iedereen die zijn tijd vooral doorbrengt met nadenken over inflatie en rentetarieven. Maar in de echte wereld klinken ze nogal bizar. Voor de meesten van ons is een bankrekening geen kwestie van winst of verlies, maar van zekerheid: je voorkomt ermee dat je al je spaargeld in één keer kwijtraakt aan een brand, een inbraak of een knaagdierenplaag. En je verhindert jezelf om in een opwelling met al je geld naar het casino te gaan en alles op zwart in te zetten. Allemaal goede redenen om je spaargeld naar de bank te brengen, hoe laag de rente ook staat. (Zo’n 5 procent van de Amerikaanse huishoudens maakt geen gebruik van een bank, meestal omdat ze niet genoeg geld hebben om te voldoen aan de minimumeisen.)

Andere economen hebben andere verklaringen geopperd, meestal gerelateerd aan de omstandigheden van een specifiek moment: dat de hoeveelheid briefgeld in omloop stijgt omdat de situatie te stabiel is, of te onstabiel is, omdat mensen te weinig vertrouwen in financiële instellingen hebben om zich daarmee in te laten, of omdat er zo veel gebruik wordt gemaakt van geldautomaten. Deze verklaringen kunnen niet allemaal tegelijk opgaan, ze zijn vaak strijdig met elkaar.

Paradox

Toch zijn al deze verklaringen nog beter dan die waar de Europese Centrale Bank (ECB) in februari 2021 mee kwam, toen die een lang rapport over de paradox van de bankbiljetten uitbracht. Na analyse van de cashtransacties in de landen van de eurozone kwam de bank tot de conclusie dat maar ongeveer een vijfde van de in omloop zijnde bankbiljetten in het betalingsverkeer werd gebruikt – een aandeel dat sinds het begin van de coronapandemie nog verder is geslonken. Maar in 2020, het jaar van de pandemie, was de vraag naar bankbiljetten blijkbaar zo hoog dat de centrale banken van de eurozone voor zo’n 140 miljard euro aan geld hebben bijgedrukt. De waarde van de bankbiljetten die nu in omloop zijn nadert de 1,5 biljoen euro.

‘Deze schijnbaar onmogelijke paradox kan worden verklaard uit de vraag naar bankbiljetten als waardeopslag in de eurozone in combinatie met de vraag naar eurobankbiljetten buiten de eurozone,’ zo luidde de conclusie van de ECB. Denk het jargon even weg en er staat gewoon dat mensen bankbiljetten willen omdat mensen bankbiljetten willen. Niet waarom ze dat willen.

Als je echt meer te weten wilt komen over de onzichtbare vraag naar contant geld, is het geen gek idee om je licht op te steken bij Kenneth Rijock. Deze charmante Vietnamveteraan met een vierkante kin en een gulle glimlach heeft tegenwoordig alle tijd om met je in een koffietentje van gedachten te wisselen. In de jaren tachtig zou hij daar geen tijd voor hebben gehad: toen was hij druk met geld witwassen voor drugdealers in Miami.

Hij propte sjofele oude koffers vol met geld en reed daarmee naar het vliegveld, uitgedost als ‘de sufste toerist die ooit uit een vliegtuig was gestapt’. Dan vloog hij naar een piepklein staatje in de Cariben, naar een bank die al dat geld zonder naar de herkomst te vragen maar al te graag op de rekening van een brievenbusfirma liet storten. Was het eenmaal omgezet in giraal geld, dan sluisde hij het via banken in verschillende landen eerst naar allerlei tussenrekeningen om het moeilijk traceerbaar te maken, om het ten slotte weer over te maken naar Florida, waar zijn klanten het in vastgoed konden steken, alsof het wit geld was.

Die gouden tijd van offshorebankieren door criminelen is voorbij. Eind jaren tachtig begonnen overheden banken te verplichten tot strengere controle op het geld dat ze doorsluisden. En dat toezicht is zeker na 9/11 alleen maar intensiever geworden. (Rijock liep zelf tegen de lamp en verdween in 1990 achter de tralies. Tegenwoordig adviseert hij opsporingsdiensten over het aanpakken van criminelen.)

Offshorerekeningen zijn tegenwoordig een heel riskante manier om illegaal verkregen geld naar een ander rechtsgebied te sluizen. En cryptomunten zijn niet-liquide, onstabiel en moeilijk uit te geven in de legale economie. Daarom grijpen criminelen vaak terug op de oudste technologie, die anoniem, robuust en universeel geaccepteerd is. ‘Het smokkelen van grote hoeveelheden contant geld is de botste en primitiefste maar nog steeds de effectiefste manier om ongezien geld wit te wassen,’ zegt Rijock.

Dus terwijl de centrale bankiers overpeinzen waar hun bankbiljetten toch zijn gebleven, is dat volgens de bestrijders van witwaspraktijken niet zo’n mysterie. Volgens sommige schattingen wordt misschien wel de helft van al het contant geld in omloop door criminelen gebruikt om te ontkomen aan het steeds intensievere toezicht van de overheid op het betalingsverkeer.

Vijf koffers vol geld

De avonturen van Tara Hanlon zijn daar een voorbeeld van. Ze kreeg 3000 pond om met die vijf koffers vol geld naar Dubai te vliegen, en op drie eerdere reisjes had ze in totaal al 3,5 miljoen pond het land uit gesmokkeld. ‘Die koffers zijn ZWAAR. En niemand die je helpt. Staan alleen maar te kijken. Ik dacht echt van hallo,’ appte ze naar de vrouw die haar had geronseld. Ze maakte deel uit van een netwerk van koeriers die crimineel geld naar de Verenigde Arabische Emiraten smokkelen, waar de gebrekkige rechtshandhaving een ideale omgeving creëert voor het witwassen van zwart geld.

Het Britse National Crime Agency (NCA), dat zich bezighoudt met de bestrijding van de georganiseerde misdaad, heeft geanalyseerd hoeveel bankbiljetten er worden gedrukt, hoeveel er bij geregistreerde transacties worden gebruikt en wat de omvang van de criminele economie in het land is. De conclusie is dat er elk jaar zo veel geld het land uit gaat dat er vrachtwagens nodig zijn voor het vervoer. De NCA heeft dan ook een nieuwe taakgroep opgezet om de geldstromen te onderzoeken, ‘Project Plutus’.

Groot-Brittannië is niet het enige land dat moeite heeft om in beeld te krijgen hoeveel geld er illegaal de grens over gaat. Er zijn ook miljarden dollars in omloop buiten de VS, en 750 miljard aan euro’s buiten de eurozone. Dat zal niet allemaal voor louche doeleinden worden ingezet, maar het is duidelijk dat er sprake is van een enorm mondiaal schaduwbankstelsel waar de autoriteiten praktisch geen vat op hebben.

Corrupte ambtenaren, terroristen en maffiosi gebruiken allemaal contant geld om invloed te kopen, geld te verplaatsen en hun organisatie te financieren

Corrupte ambtenaren, terroristen en maffiosi gebruiken allemaal contant geld om invloed te kopen, geld te verplaatsen en hun organisatie te financieren. En handhavers en compliance-officers doen wel hun best om criminelen de toegang tot het mondiale bankenstelsel steeds moeilijker te maken, maar ondertussen hebben de mensen die een rem kunnen zetten op de beschikbaarheid van contant geld nauwelijks oog voor het probleem. 

De kern van de complexe relatie die centrale banken met contant geld hebben is gelegen in het muntloon, een begrip zo oud dat er in het Engels een Oudfrans woord voor wordt gebruikt: seigniorage, ‘wat wordt opgeëist door de seignior’, oftewel de landheer. In de tijd dat zich voor het eerst staten begonnen te vormen, eisten de vorsten het monopolie op de uitgifte van muntgeld op. Het goud ging naar de Munt om te worden gewogen en getaxeerd, waarna er munten van werden geslagen met daarop een afbeelding van de vorst als een garantie voor de kwaliteit. Seigniorage was het bedrag dat de vorst hiervoor opstreek.

Dat leverde die vorsten grif geld op, zeker toen ze eenmaal beseften dat ze om de zoveel jaar met een nieuw muntontwerp konden komen, zodat de munten geregeld moesten worden omgesmolten en opnieuw geslagen. En de winsten stegen nog verder toen men er ook andere, goedkopere metalen voor ging gebruiken, al hielden de vorsten vol dat de nieuwe munten dezelfde waarde hadden als hun voorgangers van goud of zilver.

Maar het slaan van al die munten was een bewerkelijke zaak en dat beperkte de hoeveelheid geld die op deze manier kon worden gemaakt. Een grote stap vooruit werd in de zeventiende eeuw gezet, toen Europese centrale banken eerst zelf bankbiljetten begonnen uit te geven en later ook bepaalden dat niemand anders daartoe gerechtigd was. Het drukken van een bankbiljet kost slechts een paar cent, maar de waarde van het biljet is wat erop gedrukt staat. Zo begonnen de seigniorage-inkomsten lekker op te lopen.

In het tijdperk van elektronisch geld is het moeilijker om dat muntloon te berekenen dan in de Middeleeuwen, maar het idee blijft hetzelfde: het is de opbrengst van het monopolie op de uitgifte van geld. Het drukken van een biljet van 100 dollar, een fraai versierd stukje papier dat 100 dollar waard is louter omdat de Amerikaanse overheid dat zegt, kost een schamele 14 cent. En elke keer dat de Fed zo’n briefje uitgeeft, kan ze de resterende 99,86 dollar dus investeren in iets wat rente oplevert. Het is wel duidelijk: geld drukken geeft centrale banken een vrijbrief om geld te drukken. 

Aan het drukken van de bijna 2 miljoen pond van Tara Hanlon zou de Bank of England meer dan 1,5 miljoen pond hebben verdiend (het drukken van een pondbiljet kost maar een paar penny). Een deel van die opbrengst gaat op aan diverse kosten, maar de rest komt ten goede aan de schatkist. Seigniorage is dus een mooie bron van inkomsten voor een regering – als je even vergeet hoeveel geld belastingontduiking en de georganiseerde misdaad de schatkist kosten.

Apathie

Als er al een keer een debat is over waar alle bankbiljetten in de wereld toch naartoe gaan, komt dat lucratieve muntloon bijna nooit ter sprake. Volgens Kenneth Rogoff, econoom aan Harvard en schrijver van het boek The Curse of Cash, praten economen liever over verfijnde nieuwe concepten als kwantitatieve verruiming dan over zoiets prozaïsch als de vraag hoe bankbiljetten eigenlijk worden gemaakt. ‘Economen hebben de neiging om te denken: Dat is niet keynesiaans, dus dat doet er niet toe,’ zegt hij. 

En waarschijnlijk speelt ook apathie een belangrijke rol in de bereidheid van centrale bankiers om geld te blijven drukken. De opgave om fundamentele hervormingen voor de geldvoorziening te bedenken is weinig aanlokkelijk in een situatie waarin er al zoveel andere eco-nomische problemen zijn om je zorgen over te maken.

Maar Peter Sands, oud-topman van de bankengroep Standard Chartered, denkt dat de seigniorage-inkomsten mede verklaren waarom er geen actie wordt ondernomen. ‘Als een geneesmiddel ongunstige bijwerkingen heeft, wordt de fabrikant verplicht uitgebreid onderzoek te doen naar de frequentie, de ernst en de onderliggende oorzaken daarvan,’ zo zei hij op een conferentie over de toekomst van contant geld in 2017. ‘Maar als de hoogste opsporingsambtenaar van het continent zegt dat contant geld een cruciale rol speelt in witwaspraktijken en de financiering van terrorisme, als de fiscus stelt dat het niet aangeven van cash-inkomsten de grootste bron van belastingontduiking is, zien we dan de producenten van contant geld ook hun best doen om daarover data te verzamelen en analyses op te stellen?’ Het antwoord was natuurlijk nee. ‘Ik wil hier niet beweren dat het allemaal alleen maar eigenbelang is,’ besloot Sands. ‘Maar ik denk dat je toch moet inzien dat hier sprake is van belangenverstrengeling.’

De veroordeling van Tara Hanlon ging gepaard met een persbericht met foto’s en al waarin het National Crime Agency zichzelf op de borst sloeg. Maar binnenskamers was de stemming bij de opsporingsdienst een stuk somberder. Het criminele netwerk waarvoor Hanlon werkte had niet echt veel moeite gedaan om voorzichtig te zijn met het smokkelen van die 2 miljoen pond. Dat wekte de indruk dat dit bedrag een druppeltje was in een grote oceaan van contanten die continu de grens over stroomt. ‘We moeten inzien dat criminelen niet in één keer 2 miljoen zouden proberen te smokkelen als ze zich grote zorgen maakten dat het wordt onderschept,’ kreeg ik van een opsporingsambtenaar te horen. ‘De omvang van deze vangst geeft waarschijnlijk alleen maar aan hoeveel zendingen ons ontgaan.’

De Britse misdaadbestrijders hebben één troost: het Britse pond is niet de favoriete munt van de criminele netwerken. En één blik op de foto met het in beslag genomen geld van Hanlon maakt ook wel duidelijk waarom. Het waren bijna allemaal paarse briefjes van 20, met hier en daar een biljet van 10. Er was maar één briefje van 50 te zien, de grootste coupure die de Bank of England uitgeeft. In de zin van ruimte versus waarde zijn Britse bankbiljetten onaantrekkelijk voor smokkelaars: je hebt heel veel briefjes van 20 nodig om een groot bedrag te smokkelen. Had Hanlon haar hele buit in biljetten van 100 dollar vervoerd, dan had alles in anderhalve koffer gepast. Met briefjes van 500 euro had ze aan één koffer genoeg gehad. Dus als je geld wilt smokkelen, kun je beter de grote coupures van de EU en de VS gebruiken dan de flappen die de Bank of England drukt.

Er zijn genoeg goede redenen voor centrale banken om geld te blijven drukken. Maar er zijn wel mensen die zich afvragen of het nou echt nodig is om zo veel grote coupures uit te geven. Meer dan 80 procent van al het dollargeld in omloop is in de vorm van briefjes van 100, meer dan zestien miljard biljetten in totaal, dus twee voor ieder mens ter wereld (en ik heb er geen, dus minstens één persoon moet er vier hebben). 

Er zijn bijna vierhonderd miljoen paarse katoenflappen met de tekst ‘500 euro’ in omloop (al is de ECB in 2016 met het drukken daarvan gestopt op aandrang van de Franse regering, die meende dat de biljetten bijdroegen aan de financiering van terrorisme). In de eurozone zijn in totaal voor 750 miljoen aan biljetten van 200 euro gedrukt, en voor nog eens 3,5 miljard aan biljetten van 100. Waarom willen de meeste rijke landen die grote coupures niet afschaffen? India heeft dat in 2016 met zijn twee hoogste coupures immers al gedaan (al was het geen onverdeeld succes). 

Iedereen op één lijn 

Het probleem is, zoals zo vaak bij de regulering van het internationale financiële systeem, dat het zo moeilijk is om iedereen op één lijn te krijgen. Zodra de Fed of de ECB bijvoorbeeld de grote coupures afschaft, stappen internationale criminelen en kleptocraten gewoon over op andere valuta. En dan gaan alle inkomsten van het drukken van bankbiljetten dus naar een centrale bank die wel grote coupures blijft uitgeven, zonder dat de andere landen de mondiale misdaad zien teruglopen. In afwachting van een wonderbaarlijk staaltje multilateralisme zal in de afzienbare toekomst het huidige systeem wel blijven voorbestaan.

Afgelopen juni bekende Tara Hanlon in de rechtszaal via een videoverbinding dat ze schuldig was aan witwassen. Ze kreeg drie jaar celstraf opgelegd. Een week daarvoor had De La Rue, de drukkerij van het Britse papiergeld, haar jaarcijfers bekendgemaakt. De geldpers, gehuisvest in een modernistische fabriek in Essex die De La Rue in 2003 overnam van de Bank of England, draait op volle toeren, aldus 
het bedrijf. Hoe dat komt? ‘De aanhoudend grote mondiale vraag naar contant geld.’ 

Recent verschenen